Er werd bij ons thuis veel gelezen. We hadden een kast vol boeken. Toen wij nog analfabeet waren, mijn broers en ik, werden we voorgelezen. Mijn vader las na de avondmaaltijd altijd uit de kinderbijbel van Anne de Vries. We hingen aan zijn lippen; hij kon goed voorlezen. De prachtige illustraties van Jetses kregen we pas te zien als het verhaal uit was.
‘Zomaar’ voorlezen gebeurde ook. Bijvoorbeeld uit ‘Het Tovervisje’, waarvan de plaatjes bij elkaar gespaard werden bij Van Nelle thee en koffie. Op een zondagmiddag na de obligate wandeling zaten mijn oudste broer en ik aan weerskanten van mijn vader op de divan. Hij las voor uit De Wonderschelp. Een verhaal over Piggelmee, net als Het Tovervisje. Toen het midden in een woord ineens stil werd, en wij verbaasd opkeken, zagen wij dat vader in slaap was gevallen. Door de frisse buitenlucht waarschijnlijk en een hele week hard werken, tot en met zaterdagochtend.
Mijn moeder las ons gedichtjes voor van Annie M.G. Schmidt. We genoten. En, een groter contrast is nauwelijks denkbaar, gedichten van Willem de Mérode: Waar is Vitellus, de wafelverkoper. Ik kende het op het laatst uit mijn hoofd, die prachtige cadans. Ook de sprookjes van Andersen waren door ons geliefd: De Sneeuwkoningin en Het Sparreboompje, winterse verhalen waar ik warme herinneringen aan bewaar.
Wij leerden zelf lezen. En hoewel we het niet breed hadden, zoals dat heet, kregen we toch regelmatig een boek. Verjaardagen en sinterklaas waren uitgelezen gelegenheden om er een cadeau te krijgen. De boeken van de Arbeiders Pers waren bij ons goed vertegenwoordigd. Maar er viel ook het een en ander te sparen, bij pindakaas en jam bijvoorbeeld, waardoor wij in het bezit kwamen van boekjes over Arretje NOF en Flipje. En na de kerstviering van de Zondagschool was er altijd weer een nieuw deeltje van W.G. van de Hulst: Van de boze koster, Voetstapjes in de sneeuw. Heerlijk, hoe dramatisch het verhaal ook was, op de laatste bladzijde kwam het altijd weer goed.
Mijn opa heeft, ook wat boeken betreft, een grote rol gespeeld in mijn leven. Van hem kreeg ik leuke, fantasievolle kinderboeken. In pocketuitvoering, heel bijzonder! Prachtig vond ik Knikkertje Lik, Jeroen en de Zilveren Sleutel; ik heb ze letterlijk stukgelezen. Toen ik volwassen was, begreep ik pas de filosofische strekking van de verhalen. En de link naar de Griekse mythen. Ik ben hem daar heel dankbaar voor. Maar ook voor de literatuur die hij me, tijdens mijn HBS-periode, aanreikte: Vestdijk, Louis Paul Boon, Leo Vroman.
Lezen, ik ben ermee opgegroeid. Mijn kinderen uiteraard ook. En zij geven het weer door aan hun kinderen. Nog even, dan zijn zij groot genoeg en kan ik ze mijn lievelingen voorlezen. Ik begin met Knikkertje Lik. En daarna……
En zo ontstaat een warm verhaal…
’t Was ook een warm nest, vandaar.
dat las ik…
In slaap vallen onder het voorlezen, prachtig. ..
Na al die jaren vind ik het nog steeds leuk!
Jaloers! Ik zou veel meer willen lezen, maar vind er de tijd en rust niet voor.
Komt vast nog wel. Vader en werk komen nu eerst aan bod.
Graag gelezen. Wat zou ik zonder boeken zijn. De gedichtjes van Annie M.G. Schmidt waren de eerste die ik las en me de leeswereld binnenleidde. Het was weer niet pluis in Hellevoetsluis…..
… De mensen zaten te mopperen thuis… Ja, heerlijk. Welkom op mijn blog, leuk dat je reageert!
En Professor Zegellak! Zieltje, de koekoeksklok, lange sommen op behangpapier… Heerlijke verhalen!
Erwtensoep! Vond ik ook leuk, maar dat was meer de jongensafdeling….
Heerlijk ja, lezen en je eigen verhaal erbij fantaseren. Wat waren films dan teleurstellend als je eerst het boek gelezen had! Ik wou dat ik meer tijd had, ik zou dan veel meer lezen. Ga nu beginnen met ‘Het Puttertje’ waar zoveel commotie over is, ik ben benieuwd. Wanneer ik het uit heb weet ik nog niet, kan nog lang duren 😀
Niks van die commotie aantrekken. Lekker met ‘Het Puttertje’ beginnen en je eigen oordeel vormen. Ga ik ook doen.
Wat een fijn, herkenbaar stuk, Corline. Het is bijna alsof ik mijn jeugd voorbij zie komen. Al die titels van kinderboeken en dan met name de WG van der Hulst deeltjes die altijd met de schoolkerstzang werden uitgedeeld (voetstapjes in de sneeuw heb ik nog steeds) en later al die andere boeken die vaak over de tachtigjarige oorlog gingen. Je hebt wel geluk gehad dat je in een familie opgroeide die graag las. Mijn grootouders lazen niet, mijn ouders lazen weinig en zeker geen literatuur. Toen ik tien was, had ik het grootste deel van vaders boekenkast al stiekem onder de dekens met een zaklampje geconsumeerd. Daarna moest ik mijn eigen weg naar de literatuur zoeken. In mijn familie vond men mij maar raar, waarschijnlijk nu nog. Niemand van die hele familie leest. Ik heb mij vaak een eenling gevonden. Daarom is dit soort stukjes zo heerlijk thuiskomen.