In zoveel gedaantes
Toont hij zich, de reiger
In het voorjaar
Met hongerige moed
Stoer stappend langs
De rijkgevulde slootjes
In de polder
Geduld, geduld
En dan snel en slikken
Een vis als adamsappel
Op zomerdagen
De vleugels uitgespreid
Een briesje onder de oksels
Soezend in zonnige weilanden
Maar altijd de blik op scherp
De krachtige snavel gereed
De herfst boetseert hem
Tot een gebogen oud mannetje
Geleund tegen de wind
Opgetrokken schouders
Slordige fladderveren op de borst
Het kuifje verwaaid
Een schreeuw
En dat is echt klapwieken
Wat zijn sterke vleugels doen
Pijlsnel en hoog
De ranke poten gestrekt
Voorzichtig neerstrijkend weer
Of hij op eieren landt
En nu dan winter
Een grijze dag
Langs het grijze asfalt
Een hoopje grijze veren
Een pond misschien
Maar vliegen is er niet meer bij
De vogel is gevlogen
——————————————————————————————————————–
Bert Schierbeek schreef ooit het gedicht:
een pond veren
vliegt niet als
er geen vogel in zit
Hoe waar dat is, heb ik vanmiddag ervaren toen ik de reiger vond. Hij zag er weerloos uit; de snavel verborgen. Geknakt en gebroken (in tegenstelling tot de kaardenbol….)
Ik houd van reigers. Hij rust nu onder een stenen vis in mijn tuin.
Statig en stijf rechtop
De stekelige stengel langgerekt
Verheven boven het kleine grut
In de zomerse tuin
Vangt zij de stralen van zon en regen
De zachtlila bloempjes in kransen
Vanuit het midden
Bloeit zij in fasen
Niet te veel ineens
Beheerst, bedachtzaam bijna
Gezweef en gezoem rondom
Ze weten haar te vinden
Vlinders, hommels, bijen
Terwijl deze zich wijden
Aan de magie van het leven
Bestuiven, bevruchten
Begerig naar nectar
Vinden in bladerbekkens
In verzameld regenwater
Vele vliegers en kruipers
De dood
Ook zij sterft tenslotte
Barstensvol zaden
Vogelverwennerij
Door de wind geschud
Verspreidt zij haar nageslacht
Over de donkere, koude aarde
Geknakt, niet gebroken
De toekomst is dichterbij
Dan gedacht
Leven genesteld in dood
En zo ging de Engels/Amerikaanse hype, Blue Monday, soepeltjes over in een wonderschone avond met een humoristische Franse slag, waarin Strijkorkest Lundi Bleu de hoofdrol speelde…..
Of ik mee wilde naar een concert, waar dochter M zou zingen met haar koor Convivium, vroeg vriendin H. Daar hoefde ik niet lang over te denken: altijd leuk! Dus togen we vroeg in de avond naar Amsterdam, naar het Orgelpark.
Het Orgelpark is gevestigd in de voormalige Parkkerk, grenzend aan het Vondelpark. Een groot aantal orgels is hier samengebracht. Elders waren deze overtollig, kwamen niet tot hun recht, stonden te verstoffen, enzovoort. Hier zijn ze liefdevol opgenomen en op deze wijze worden ze ook bespeeld.
Vanuit de donkere straat stappen wij een warm verlichte ruimte binnen. We hebben niet gereserveerd, want wie gaat er nu op zo’n dag naar een concert, dachten wij argeloos. We krijgen de laatste twee kaartjes.
Terwijl we wachten op, volgens de tekst op de flyer, een mix van troostrijke strijkersmuziek, orgel, accordeon en zang, laat ik mijn blik door de in frisse kleuren geschilderde ruimte gaan: inderdaad, prachtige, bijzondere orgels, rondom. Wat veel! Indrukwekkend! Rechts van ons een strak orgel, wat ik meen te herkennen: zo’n orgel heb ik in mijn jeugd veel gezien en gehoord, in de Adventkerk in Den Haag. Zou het? Ik kan het me bijna niet voorstellen.
Bijna vol is de zaal, wanneer Daniël Koopmans het woord neemt. Het concert van Lundi Bleu heeft ons, naar hij veronderstelt, gered “van de rest van de avond futloos op de bank doorbrengen, alwaar wij net in uiterste vertwijfeling een bak met Euroshopper lasagne naar binnen hebben gewerkt”. De toon is gezet. Alle muziek die gedurende de avond ten gehore zal worden gebracht, heeft een melancholieke ondertoon. De vette knipoog naar, ja hij wrijft het ons nog maar weer eens in, de blauwe maandag, de meest deprimerende dag van het jaar. Zo zullen we ervaren dat het nog niet zo slecht met ons is gesteld.
Het koor opent de avond met De Profundis van Glück. Ze zullen na de pauze nog een keer terugkomen met Gabriel Fauré: Cantique De Jean Racine. Prachtig gezongen en als altijd op bezielende wijze gedirigeerd.
De strijkers spelen, zonder dirigent, de schitterende Elegie uit de Strijkersserenade van Tsjaikovsky.
Van Caspar Terra is de compositie: Blauwe maandag: dood en verderf, verdriet en pijn. Heerlijk als het er zo dik bovenop ligt.
Op het Van Stratenorgel wordt een waanzinnige compositie ten gehore gebracht. Dit geweldige spel ontlokt bewondering en een glimlach.
Iedereen in het publiek is zwaar onder de indruk van Astor Piazzolla’s prachtige, opzwepende Invierno porteño, waarin Johan Olof de sublieme solist is. De Radio 4-luisteraars kunnen dit zondagochtend al hebben gehoord.
Na de pauze genieten we van een onvervalste Amsterdamse smartlap. De witte rozen die Jantje kocht waren uiteindelijk niet voor het nieuwe zusje; ze kwamen op moeders en zusjes graf.
De gedragen Suite voor strijkers van Leoš Janácek wordt geïllustreerd met hilarische tekeningen, ter plekke gemaakt door Suus van den Akker en via de beamer geprojecteerd op een groot scherm. Twee uitersten, ernst en humor, op vindingrijke wijze samengebracht en alles klopt.
De enige onvoorziene ‘valse noot’ in het geheel is misschien de gesprongen kam van een van de violen. Gelukkig kon de violiste dit snel repareren en wist de presentator te vertellen dat zoiets slechts een keer in je leven gebeurt. Maar dan uiteraard wel op… uiteraard, Blue Monday.
Spectaculair is het laatste stuk: Concert voor orgel, pauken en strijkers, van Poulenc. Wat een kracht, bezieling en enthousiasme! Het applaus spreekt voor zich.
Wanneer ik, eenmaal thuis, de website van het Orgelpark bezoek, ontdek ik, dat ik de hele avond inderdaad in één ruimte heb vertoefd met het Van Leeuwenorgel uit mijn jeugd. Dus toch! Wat een heerlijk toeval!
Welnee, wat een onzin.
Op het gezellige tafelkleedje staan de dingen waar ik mee bezig ben, die me boeien, waar ik van houd. Toevallig blauw. En toevallig is het maandag. Toevallig 20 januari. Niks aan de hand.
Het blauwe kopje waaruit ik vandaag mijn koffie drink, stond toevallig vooraan in de kast. En dat blauwgebloemde schoteltje vond ik een leuke toevoeging.
Een heerlijk gemberkoekje uit het oude Albert Heijn-blikje.
Het blauwe vestje ligt er, omdat ik er met blauw garen het losgeraakte blauwe knoopje (nee hoor, ik houd best van een glaasje wijn op z’n tijd) weer aan moet zetten.
Een kaarsje aan, omdat het zo’n donkere dag is. Gezellig en toevallig blauw.
Het restant van een prachtig rose-blauw boeket mag in een blauw vaasje het totale bederf afwachten.
Het ontbijteitje natuurlijk in het leukste eierdopje, Delfts blauw.
Blauwe bessen zijn onmisbaar in de kwark.
Even snel een inval noteren? Het blauwe opschrijfboekje ligt klaar. Een pen binnen handbereik.
Paolo Conte, een donkerbruine stem; hij maakt me helemaal vrolijk met Azzurro en Blu Notte.
Blue Highways van William Least Heat Moon ligt klaar om herlezen te worden (Net als On The Road van Jack Kerouac), als ik Stoner uit heb.
Russisch Blauw van Rascha Peper heb ik net uit, omdat ik in januari (haar geboortemaand) altijd een van haar boeken herlees.
Agnus Dei is een mooie klassieke verzamel-cd, waar mijn moeder altijd erg van genoot. Heerlijk om daar rustig aan de dag mee te beginnen. Bijvoorbeeld met het door haar zeer geliefde Cantique de Jean Racine van Fauré.
En Dan Nog Iets, van Paulien Cornelisse, omdat ik van haar kijk op de Nederlandse taal altijd zo vrolijk word.
Als kind werd hij al eenzelvig genoemd. Hij vermaakte zich met niets en had zijn eigen verhalen. Hij was graag alleen. – Tegenwoordig zou zo’n kind bestempeld worden als autistisch. – Hij ging daarom ook niet graag mee op bezoek. Maar zijn ouders vonden dat hij zich daar overheen moest zetten. Een jongen moet flink zijn. Voor zijn zusje werden andere maatstaven gehanteerd.
Sommige bezoekjes vonden niet meer dan een keer of drie per jaar plaats. Aan zijn enige tante bijvoorbeeld. Altijd ongetrouwd gebleven en totaal niet geïnteresseerd in kinderen. Vreselijk vond hij het daar. Hij nam altijd een boek mee; al lezend sloot hij zich af.
Maar het ergst zag hij op tegen de bezoekjes die hij alleen met zijn moeder en zusje aflegde. Een keer in de zomer en een keer in de winter. Zijn zusje had daar, net als hij, ook een vreselijke hekel aan, maar omdat er altijd iets leuks tegenover stond, gingen ze zonder opvallend gemor mee.
Hij weet nog goed hoe er dan over hen gepraat werd. Met open mond luisterden ze naar de onbegrijpelijke gesprekken die er over hun hoofden heen werden gevoerd. Die ongezellige koude kamer. En die penetrante geur!
Tijdens zijn puberteit probeerde hij zo goed en zo kwaad als het ging deze bezoekjes te omzeilen. Meestal lukte het.
Eenmaal volwassen besloot hij geen contacten meer te leggen zonder dat er een uiterste noodzaak toe was. Maar nu was die noodzaak er. Al dagenlang voelde hij dat er geen ontkomen meer aan was. Pijnlijk genoeg.
Hij kondigde zijn bezoek telefonisch aan. Hij kon direct terecht. Het zweet stond in zijn handen toen hij de kamer betrad. Hij groette beleefd. Er werd hem een comfortabele stoel aangeboden.
“Zo meneer, doet u uw mond maar wijd open. Hopelijk bent u goed verzekerd; dat wordt een kunstgebit.”
——————————————————————————————————————-
Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijf-uitdaging van Plato. De opdracht is: Schrijf een verhaal van 300 woorden, waarin het woord waar het om gaat niet mag voorkomen. In dit geval was het verboden woord: verwaarlozen.
De foto komt van het internet.
*******************************************************************************************************************
Meer WE-300 verhalen lezen? Klik op deze link: https://ajroc.wordpress.com/category/we-300/
Het gat in de heg was net groot genoeg om doorheen te kruipen. Ze trok de rugzak, die nog op de stoep lag, naar zich toe. De oude, rommelige tuin was een oase van rust vergeleken met de drukke straat. Ja, ook zo vroeg al; het was pas zes uur. Veel mensen waren al op.
Ze bukte voor een lange, doornige uitloper van de rozenstruik, stapte over de hoge varens heen. Ze snoof diep: heerlijk rook het hier. Dit was haar plek, besloot ze, terwijl ze ging zitten op het oude witte bankje voor het bouwvallige huis, dit zou ze aan niemand verklappen. Ze trok haar benen op en legde haar kin op de knieën. De zon wierp lange schaduwen. Het zou weer een warme dag worden.
Af en toe keek ze verwachtingsvol in de richting van het gat in de heg. Nog steeds niets. Waar bleef hij nou? Hij was nooit zo laat. “O”, dacht ze, “waarom mag hij niet gewoon thuis komen?” Maar nee, haar ouders waren er fel op tegen. Een zwerver, dat kon toch niet. Wat zouden de buren ervan zeggen?
Plotseling hoorde ze een bekend geluidje. En daar zag ze zijn krullenbol al door het gat steken. Vrolijk kwam hij naar haar toe. Ze kroelde hem door zijn warrige haar. Wat hield ze toch veel van hem.
Van het geld dat ze met haar krantenwijk verdiende had ze iets lekkers voor hem gekocht. Ze leegde haar waterflesje voor de helft in de gebarsten kom die ze achter het huis had gevonden. Eerlijk delen.
Ze zou meer doen, besloot ze. Zijn gezondheid was niet best. Die schurftige huid…. Morgen zou ze een afspraak maken bij de dierenarts. Als hij er wat beter uitzag, zou ze bij haar ouders nog eens een poging wagen.
“Wie weet, Boris.”, fluisterde ze in zijn vacht.
——————————————————————————————————————-
Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijf-uitdaging van Plato. De opdracht is: Schrijf een verhaal van 300 woorden, waarin het woord waar het om gaat niet mag voorkomen. In dit geval was het verboden woord: verwaarlozen.
De foto komt van het internet.
*******************************************************************************************************************
Meer WE-300 verhalen lezen? Klik op deze link: https://ajroc.wordpress.com/category/we-300/
Een uitje op kosten van de NS, wie wil dat nou niet? Vriendin H en ik besloten onze vrij-reizen-dag zo goed (lees duur) mogelijk te besteden. Vanuit de Zaanstreek naar Helmond is een flinke reis. Het lukte bijna zoals we hadden gepland. Doordat de trein vanuit onze woonplaats net iets te laat kwam (de trein naar Amsterdam vertrekt over enkele minuten…. Ja, ja, heeft enkele minuten vertraging, zullen jullie daar bij de NS bedoelen), ging het overstappen in de hoofdstad iets minder soepel, zodat we flexibel en creatief onze reis moesten voortzetten.
Helmond, een bende bij het station. Alles ligt opgebroken. Na enig gezoek vinden we de juiste richting naar het centrum. Daar eerst koffie. Met vlaai, denken wij. Verkeerd gedacht; we worden vriendelijk maar beslist terecht gewezen: dit is Brabant, voor Limburg hadden we in Eindhoven richting Weert moeten gaan. Ter compensatie een heerlijk gebakje van de plaatselijke banketbakker. De Brabantse gezelligheid is voel- en hoorbaar. En, lekker opgewarmd, durven we het aan met de verrassingstocht te beginnen.
Natuurlijk was het optimaal profiteren van de NS niet onze enige reden om deze stad te bezoeken. Architectonisch schijnt er ook heel wat te zien te zijn. En jawel. Net buiten het centrum ontdekken we de kubuswoningen van Piet Blom. Andere kleurstelling dan in Rotterdam: daar geel, hier groen. Een mooie opstelling in een halve cirkel op een pleintje.
Door de hele binnenstad is een beeldenroute aangelegd. Intrigerende beelden en beeldjes. We verbazen ons steeds meer; wat we ook hadden verwacht van Helmond, dit zeker niet.
Het Gemeentemuseum is verdeeld over twee locaties: een oud gedeelte, wat heel toepasselijk in een kasteel gevestigd is en een totaal nieuw gebouw, de Boscotondohal. Het kasteel bezoeken we het eerst. Daar bekijken we de vaste expositie over het ontstaan van Helmond, de collectie Stadshistorie. Veel deurtjes, luikjes, geluiden. Veel zelf doen, interactief, zoals dat tegenwoordig heet. Voor kinderen (kids, volgens het gidsje….) heel begrijpelijk en leuk. En dit is de grote doelgroep. Hele schoolklassen kunnen hier hun hart ophalen.
Op de bovenverdieping, met de licht krakende parketvloer, wacht ons weer een verrassing. Hier is de collectie ‘Mens en Werk’ te vinden: schilderijen, tekeningen, foto’s, van de 19e eeuw tot nu. Bekende schilders uit binnen- en buitenland zijn hier vertegenwoordigd: Jan en Charley Toorop, Bart Van Der Leck, Cas Oorthuijs, Käthe Kollwitz, Pisarro. De robuuste opstelling geeft het geheel een ambachtelijke uitstraling. We drinken, nee, we slurpen het in. Als het hierbij zou blijven, waren we al dik tevreden, met dit aan de NS ontfutselde uitje. Maar we gaan voor het totaal.
Na een heerlijke lunch – ja, we moeten nog even – staat het nieuwe museum, De Boscotondohal, op het programma. Een prachtige plek, ook deze buurt is architectonisch zeer de moeite waard. Je verwacht niet, en dat is natuurlijk een verkeerde aanname, begrijpen wij direct, dat er hier, in het zuiden, zulk bijzonder werk te vinden is. Maar waarom ook niet. Onze vooroordelen stellen we direct bij.
Voor de balie staat op een standaard een dik fotoboek over Mandela. Als eerbetoon aan deze geweldige man. Het is nog maar een week na zijn overlijden. Later zullen we zien dat er in dit museum nog een link naar hem te vinden is.
We hebben niet heel veel tijd meer om uitgebreid de expositie: Kanaalwerken te bekijken, maar we starten vol goede moed. Weer worden we aangenaam verrast. Moderne kunst in zijn beste gedaante. De opstelling over het graven van de Zuid-Willemsvaart (door Theo van Keulen) spreekt zeer tot de verbeelding. En de foto’s die dit begeleiden, getuigen van een groot gevoel voor humor van de kunstenaar; we zien bevriende kunstenaars, die voor de foto bereid waren om een gat in hun eigen tuin te graven.
Vooral prachtig vind ik het laboratorium van Olaf Mooij. In drie geschakelde metalen stellingkasten staat van alles op sterk water. Goed kijken is een must: het zijn apothekerspotten met plastic autootjes, maar ook met sinaasappelnetjes, stekkertjes! Speelgoedauto’s in nog meer gedaantes, als fossiel bijvoorbeeld.
Ook de werken die van glanzend satijnen paspelband in elkaar zijn gezet zijn prachtig. De werking van het licht heeft een bijzonder levendig effect en geeft diepte en schaduw. Martin Fenne, geïntrigeerd door het moeizame bestaan van vluchtelingen in Nederland, maakte deze opvallende creaties.
In een aantal werken, o.a. in dat van Misja van Daal (ooit ontwerper van dessins), zien we een verwijzing naar de Vliscofabriek, die hier in Helmond gevestigd is. Hier worden de stoffen met Afrikaanse prints ontworpen en gefabriceerd. Veel vrouwen in Afrika zijn er gek op en maken hun kleding graag van deze uit Nederland afkomstige stoffen. En ziehier de aangekondigde link naar Mandela.
We blijven tot sluitingstijd. Het is inmiddels donker. Op de route naar het station lopen we langs de Vliscofabriek. De laatste verrassing van vandaag.
We voelen ons als de twee winkelende vrouwen, het beeldje dat we aan het begin van de dag al zagen. Maar onze bagage is van immateriële aard. Hier kunnen we weer lange tijd op teren.
Hij trad al op in het theater in mijn eigen stad. Achteraf ben ik blij dat ik er toen niet naartoe kon, naar Sven Ratzke met de show Diva Diva’s. Het DeLaMar in Amsterdam is een veel betere entourage voor een man zoals hij. Daar komt hij pas goed tot zijn recht. Daar wordt hij begrepen en gewaardeerd.
Vriendin/ex-collega M en ik hebben buiten een groot aantal verschillen (ik houd niet van voetbal) ook een aantal overeenkomsten. De liefde voor bepaalde boeken bijvoorbeeld, voor series als Borgen, en niet te vergeten De Kift.
Ik had nog niet veel gezien en gehoord over Sven Ratzke, maar het was genoeg om te vermoeden dat wij dat allebei heel goed en leuk zouden vinden. Zij vond het uitje een geschikt verjaarscadeau voor mij. En, ik ben haar zeer dankbaar, dat was het zeker!
Het DeLaMar is een prachtig theater. Brede trappen, rood pluche, schitterende foto’s van artiesten aan de wanden langs de met rood tapijt beklede trappen. Helder licht, blinkend zwart marmer, glanzend chroom. Alleen dat was al de moeite waard. Maar er was meer. En daar kwamen we voor.
We begeven ons naar de Mary Desselhuijs-zaal. Verwachtingsvol wurmen wij ons rij acht in, tot in het midden, stoel 13 en 14. Hoe symbolisch! Stampvol is de zaal; dat belooft wat.
Het toneel: een vleugel, een lichtbak, een rookapparaatje. Een karaf water, een glas. Een microfoon op een standaard. Eenvoudig. De artiest, de pianist; zij moeten het doen, geen overbodige attributen om hun performance kracht bij te zetten. Ze hebben het niet nodig, zal al spoedig blijken.
Sven Ratzke komt op, maakt contact met de zaal. Dit zal hij tijdens de rest van de avond verder uitbouwen, tot iedereen van hem houdt.
De show begint. Hij praat, zingt, danst, schmiert. Dit is theater op zijn best. Zo was het in de twintiger jaren in Berlijn; hij weet die sfeer raak te treffen. Diva’s komen werkelijk tot leven. Hij weet alles van ze en schroomt niet met saillante details op de proppen te komen. Heerlijk. Dit is genieten. Wat een stijl. Wat een performer, wat een entertainer. Tegelijkertijd neemt hij ook zichzelf op de hak. Dat is de kracht van de ware kunstenaar: jezelf niet al te serieus nemen, maakt je juist zeer geloofwaardig.
Aan de vleugel zijn begaafde begeleider Charley Zastrau. Getooid met een pet à la Gilbert O’Sullivan, zal hij de hele avond, twee uur lang, zijn jazzy spel ten gehore brengen. Alsof het hem zo maar ontglipt, of het geen moeite kost. Met een verlegen blos wanneer hij door Sven in het middelpunt van de belangstelling wordt gezet.
Zo trekken gedurende de avond aan ons voorbij: Shirley Bassey, Eartha Kitt, Nina Simone, Judy Garland, Dusty Springfield, Cher, Marlene Dittrich, Hildegard Knef, Anita Ekberg. Als hij hun liedjes zingt, zie je een ware transformatie tot stand komen. Zijn mimiek, timbre, en vooral zijn handen, die prachtige slanke handen, ondersteunen zijn vertolking. Zijn vrolijkheid en humor werken aanstekelijk. Ratzke krijgt het voor elkaar de zaal kevergeluiden te laten maken, te laten zingen. Het is een warm bad, waarin zeshonderd mensen tegelijk zich wentelen, zich schoonwassen van de dagelijkse beslommeringen.
Het zwarte glitterpak voor de pauze, zowel als het witte daarna, met bontstola’s en al, zijn ontworpen door Frans Molenaar. De zwarte en de witte laarsjes met hakken zijn van de hand van Jan Jansen. Ere wie ere toekomt, Ratzke maakt er geen geheim van.
In de pauze genieten wij van het prachtig uitgedoste publiek. Markante figuren met bijzondere hoedjes, chique kleding, schitterende opzichtige kostuums. Handkussen worden, spaarzaam weliswaar, uitgedeeld. Mensen spreken met elkaar over tentoonstellingen, over kunst. Bewegen zich omzichtig op wiebelhakken. Veren tasjes, kanten netjes in het haar. En, zegt M, een kapitaal aan brillen.
De tweede helft begint. Sven Ratzke stort zich er weer volop in. We zien de diva’s in hun glitter en glamour, maar ook in hun triest verval over de Bühne paraderen en strompelen.
Het eind van de show is een verrassing. Rustig, vóór op het podium, in volle concentratie, vertolkt hij het prachtige lied van Ramses Shaffy: Laat Me. Eerbetoon aan de grote zanger, die ook door iedereen in het hart gesloten werd. En wellicht aan Herman Pieter de Boer, die het lied schreef en die onlangs is overleden. Doodstil is het. Het is voelbaar hoe het publiek hierdoor gegrepen wordt.
Een overweldigend applaus is zijn beloning. Hij komt terug met een toegift van twintig minuten. De magie heeft zijn werk gedaan. Hij houdt van zijn publiek, het publiek houdt van hem. Hij heeft ons even opgetild uit het gewone aardse bestaan. Het leven was een paar uur lang alleen maar zitten, kijken, luisteren en genieten. Opgaan in het hier en nu. Daar kan geen dure cursus tegenop.
Er zijn woorden waar ik een gloeiende hekel aan heb. Duurzaam bijvoorbeeld. Het wordt te pas en te onpas gebruikt. En transparant, ook zo’n duistere uitdrukking. Neerzetten, in: een prestatie neerzetten. Op de kaart zetten, vreselijk: Door deze actie is Zeeland weer op de kaart gezet. O? Was Zeeland verwijderd? En iemand ergens van zijn: Ik ben wel iemand van het vuurwerk. Of: Ik ben niet zo van de spruitjes. De hand op de knip houden, nog zoiets. Zouden de politici en journalisten eigenlijk nog wel weten wat een knip is? Een stukje: dat geeft toch wel een stukje dankbaarheid. Dat gaat’m niet worden…… Brrr. Op de buis. Hoezo buis? Zo’n televisietoestel heeft bijna niemand meer. Van muziek wordt er nog steeds gezegd: op de plaat gezet. Er zijn zelfs al bijna geen cd’s meer te krijgen.
Gloeiende hekel of niet, feit blijft dat de taal verandert. Taal leeft. We spreken al lang niet meer zo als honderd jaar geleden. Er zijn veel nieuwe woorden bij gekomen. Er zijn woorden verdwenen.
Taal is ook moeilijk. Je bent al gauw geneigd datgene wat je hoort, te gebruiken. En vooral populaire taal van populaire mensen. Dus is het zaak kritisch te blijven: hoor je wat je zegt? Klopt het? Of praat je iemand die je bewondert na, omdat je denkt dat diegene het wel weet of omdat het interessant klinkt?
Er worden nog steeds oude uitdrukkingen gebruikt. Ook door journalisten. En zij weten vaak niet waar de klepel hangt van de klok die ze hebben horen luiden. De vraag is zelfs of zij nog wel weten wat een klepel is. Goed gebruik van de Nederlandse taal is zo belangrijk: er zou veel meer aandacht besteed moeten worden aan het vak Nederlands op school, op de opleiding. Goed formuleren, niet zomaar wat zeggen. Om blamage te voorkomen een spreekwoordenboek gebruiken is ook geen overbodige luxe lijkt mij.
Toch levert al dat kromme gepraat wel weer stof voor een blog. Gelukkig kunnen we erom lachen.
Hier volgt de oogst van een half jaartje verzamelen:
– Ik heb het zo goed als kwaad proberen te volgen
– Ik interesseerde me er altijd voor
– Wat me mateloos aan u irriteert (Er moest van een scherm worden voorgelezen: Wat me mateloos aan u intrigeert)
– Zinloos weer (Herman van der Zandt, gewoon leuk dus)
– De integriteit van de burgemeester van Maastricht is verder in het gedring gekomen
– Er is bij mij een soort van snaar geraakt (daar ben ik allergisch voor, die uitdrukking: soort van)
– Na enig zoeken vind ik ze toch terug in het struikgewas (Terugvinden, je hebt het al een keer eerder gevonden?)
– Zo tragisch dat die man zijn zoon is verloren (Nee, door goed zoeken in het stuikgewas zul je die zoon niet vinden. Deze man heeft zijn zoon verloren. Voorgoed dus)
– De maximale afstand waarop ik mag komen (Bedoeld werd: de minimale afstand)
– De langer we hier zitten de beter we beseffen wat we aan het doen zijn
– Dat moeten we allemaal niet steeds uit het oog verliezen (Allemaal, of met zijn allen, of met elkaar, door politici gebezigd, brrr)
– Het weer is bijna net zo mooi als de muziek van Beethoven (Prachtige uitdrukking, Marco Verhoef?)
– Het drama wat daarna heeft voltrokken
– Het was zo’n waanzinnig kippenvelmoment toen hij wegreed (Weer zo’n fijn ‘moment’..)
– En die kunst was allemaal endartet (Bedoeld werd natuurlijk: entartet, maar de d werd duidelijk uitgesproken. Net zo iets als omweer, omkruid)
– Er moeten talrijke maatregelen gebeuren
– Ik werd een beetje beu van al die verhalen over…..
– Meer haren op de tong krijgen
– Om een lans te steken
– Een visuele cirkel de verkeerde kant op
– De vlammen werden aangejakkerd
– Het kerkbestuur, die er heel erg van geschrokken zijn
– De anti-homo-wet heeft roet in het feestje gegooid
– Ik heb al een tijdje gehoord..
– Ze leven er allemaal naar uit
– Nokia wordt overgenomen door Microsoft. Herman van der Zandt: “Heel Nokia? Nee, een klein gedeelte blijft behouden.” (Heerlijk, die man. Hij kent zijn klassiekers)
– Als ze door de poort rijden is links het torentje van de minister president (En als ze niet door de poort rijden, waar staat het torentje dan?)
– Gebaseerd naar een boek
– Een mooi debat neerzetten
– Dat heeft ertoe gezorgd
– Het loopt nog niet helemaal synchroom (Familie van immuum?)
– Keiharde gewinterde terroristen
– Ik voel me een beetje alsof ik in een wagentje in een achtbaan zit, die omhoog wordt gehijst (Een wagentje die? Gehijst? Robbert Dijkgraaf! Maar hij weet dan weer wel moeilijke materie helder uit te leggen.)
– Gemeentes hebben moeite hun budget aan elkaar te knopen
– Visa versa
– Dat is voor mij die emotie (O, dat verfoeilijke woordje ‘die’!)
– Ik kan me voorstellen dat het voor iemand als jou… (Frans Bauer, ach….)
– Alles waar je je eigen aan irriteerde (Frans Bauer, idem….)
– Een schilderij staat al jaren bovenop mijn lijstje (Ik zou dat schilderij ín dat lijstje willen hebben)
– Het kanaliseert zich heel erg uit
– Zolang alles goed gaat, is er niets aan de hand
En zo is het maar net…….
——————————————————————————————————————-
De foto komt van het internet
De eerst serie merkwaardige uitdrukkingen staat in:
De beschuldigde vinger: http://wp.me/p36K0e-a6
Toen mijn broer G en schoonzusje M vorige week op bezoek waren, maakten wij een rondje over de Zaanse Schans. Het was zo’n schoongewaaide dag. De lucht was prachtig, het land wijds. De molens draaiden er lustig op los. Het grijze water van de Zaan spiegelde de rijke Zaanse huizen aan de overkant. De wind was koud. Handen in de zak, kraag omhoog.
De deur van het allereerste winkeltje van Albert Heijn staat wagenwijd open. Hoe vaak je daar ook binnen bent geweest, het spreekt nog steeds tot de verbeelding. De geur van specerijen voert mij terug tot de tijd dat ik bij de grootouders van moeders kant het huis binnen stapte, waar dezelfde kruidige geur hing. En het kost maar weinig moeite ons voor te stellen dat mensen nog stroop kochten in een kan. Suiker in een bruine papieren zak. Dat gort, boekweit, peulvruchten uit een bak werden geschept en afgewogen. Net als de koffiebonen, die je thuis met de hand maalde in de koffiemolen. De nachtlichtjes staan op de toonbank, naast de weegschaal met de gewichten.
Honderd jaar geleden ging het zo. Vanuit onze comfortabele situatie kijken we met lichte weemoed terug naar die tijd.
We vervolgen onze wandeling. M zet er stevig de pas in. De molens voorbij. Een reiger staat onverstoorbaar in het ijskoude water. Het gele riet wuift.
Weer thuis, aan de warme thee, haal ik de foto tevoorschijn, die ik van nicht A kreeg op de reünie in oktober. Het is een leuk tafereeltje: een vrouw poseert met drie jonge kinderen voor een winkeltje: Kruideniers- en Grutterswaren. Het woord Purol geeft aan dat er waarschijnlijk ook wat eenvoudige drogisterijartikelen verkocht worden. Wat had ik daar graag eens naar binnen gegluurd, net als ik vanmiddag deed bij Albert Heijn.
Maar op de foto is genoeg te zien. De jonge vrouw met het witte schort is onze oma van vaders kant, heeft nicht mij verteld. Natuurlijk wisten we wel – het staat in de stamboom vermeld – dat opa ooit een tijdje kruidenier was, maar wij kenden hem als brugwachter. En die drie kinderen als oom en tantes. Later kwamen er nog acht kinderen bij. Aan de plooitjes in de kleding te zien, is er al weer een op komst. Het grootste kind hoort niet bij de familie. Een buurmeisje misschien, of een hulpje. Het kind, bij moeder op de arm, zou later de moeder worden van nicht A.
Het zal 1915 zijn geweest; honderd jaar geleden! Toen was oma vierentwintig jaar oud.
Wij hebben haar altijd alleen maar in zwarte kleding gezien, maar de haardracht is nooit veranderd.
Naast de winkel is het piepkleine huisje. Via het klompenhok kom je binnen. Dat het erf aan het water ligt (de Rijn?) kun je zien aan de stoep, helemaal links op de foto. De emmers zijn geschrobd en staan omgekeerd te drogen. En aan de muur van het buurhuis hangt, gedeeltelijk voor het raam, het rek waarop de vloerkleden worden geklopt. De bomen zijn kaal. Ik heb het gevoel dat het voorjaar in de lucht zit.
De achterkant van deze foto zorgt voor meer verrassingen: er staan lijntjes op gedrukt; het is een ansichtkaart! Iemand heeft erop geschreven: Moeder met Rob, Jans, Ma en Ko Zonneveld. Het lijkt opa’s handschrift. In de linkerbovenhoek staat 3x. En helemaal links, tegen de rand staan de naam en het adres van de fotograaf: Eduard Sanders.
Het is inmiddels avond geworden. Broer en schoonzus zijn vertrokken. De naam van de fotograaf blijft door mijn hoofd spoken. Wanneer ik die heb ingetikt op de computer ontrolt zich een heel leven. Een bijzonder leven. Een afgebroken leven.
Dit keer heeft de foto zelfs meer dan één verhaal.