Terwijl hij doelgericht naar de biertjes loopt in de supermarkt, roept hij mijn naam: “Dag juf!” Ik herken hem niet direct, maar als ik wat beter kijk, weet ik het: P. “Ik was die lastige leerling”, zegt hij, zonder op antwoord te wachten. Ik kijk naar hem op en zeg: “Nee, je was niet lastig, ik vond je niet lastig.” Moet ik het hem zeggen: “Ik had met je te doen?” Beter van niet. Hoewel het de waarheid is. Hij luistert nauwelijks. Dat herken ik van hem. Maar ook het zachte gezicht. De blauwe ogen, die nog steeds een beetje verwilderd kijken. Het blonde haar. Hij is stevig geworden, gespierd, dat iele jongetje van toen. “Ik werk in de haven”, antwoordt hij, op mijn vraag wat hij is gaan doen. “Leren was niks voor mij. Werken wel. Hard werken. Buffelen.” “Wat goed van je”, is mijn simpele antwoord. Ik voel me klein.
Hij moest eens weten wat er in mijn hoofd omgaat. Ik herinner me de keren dat we met zijn moeder spraken; ook zij had het moeilijk. Die keer dat hij een stoel door de klas smeet. Hij weet het vast nog, maar ik durf het niet te noemen. Niet nu. Niet vanavond. Hij staat voor mij met een tray biertjes in zijn hand. Het is de avond voor Koningsdag. Hij zegt het: “De koning is jarig. Dat gaan we vieren.”
We staan tegenover elkaar. Zijn vrienden zijn in de buurt, maar hij neemt de tijd. Het lijkt wel alsof hij zich wil excuseren voor zijn gedrag van twintig jaar geleden. Maar er is geen excuus nodig: ik begreep hem, ik begreep wat hem bezielde. Met zo’n achtergrond kon je niet veel anders verwachten. Hij neemt de draad weer op. Nog steeds communiceert hij een beetje onhandig, net als toen. Indringend kijkt hij me aan: “Nog steeds niet compleet grijs!”, is zijn constatering. Hij herhaalt het een aantal keren, alsof hij zich erover verbaast. Met hem als leerling had het wel zo moeten zijn, misschien? Hij buigt zijn hoofd en wrijft over zijn stekeltjes: “Ik word al kaal!” Hij lacht.
“Maar nu gaan we feesten! De koning is jarig.” Met zijn vrienden en zijn biertjes loopt hij naar de kassa, mij enigszins vertwijfeld achterlatend. Ook net als toen.
Ik had hem veel meer willen zeggen: dat ik begreep, waarom hij het zo moeilijk had. Dat ik wist dat leren niet zijn grootste hobby was. Dat ik het fantastisch vind hem in zo goede doen te ontmoeten; groot en sterk en evenwichtig. Zelfverzekerd ook. Dat ik het enorm waardeer dat hij zo hard werkt. Dat ik eigenlijk niet anders had verwacht. Dat het niet voor iedereen is weggelegd om uit boeken te leren. Dat hij van het leven zelf heeft geleerd. En hoe bijzonder ik dat vind.
Ook had ik hem willen vragen hoe het met zijn moeder gaat.
Hij heeft geen tijd meer. Hij geeft me een hand, kijkt me aan. Een officieel afscheid.
De monarchie gaat voor.
——————————————————————————————————————-
De foto komt van het internet.
Lees ook: “Hé juf!”: http://wp.me/p36K0e-lP