Vermist

Ineens miste ik haar. Eerst was het me niet eens zo erg opgevallen, maar plotseling drong het tot me door: al een paar dagen had ik haar niet gezien.

Als ik ’s morgens de luxaflex omhoog trok, zag ik haar meestal al druk in de weer. Een doodenkele keer duurde het een tijdje voor ze zich vertoonde, maar uiteindelijk zag ik haar altijd. Ze zag mij ook, dat weet ik zeker. Maar ze zou niet gauw contact maken; ik was anders, zoveel had ze me wel duidelijk gemaakt met haar lichaamstaal. We hadden niet zoveel gemeen. Ze leek ook wel een beetje mensenschuw.

Altijd was ze bezig. Terwijl ik uitgebreid ontbeet, krantje erbij, gunde zij zich geen rust. Ze was al uren op en aan de slag. Er moest kennelijk veel gebeuren; de boel moest aan kant. Vanuit mijn raam zag ik het wel: steeds maar rennen en vliegen. Een bezig bijtje. En altijd volgens een vast stramien. Daar week ze niet van af. Zo perfectionistisch; ze zou niet gauw een steekje laten vallen.

Vreemd. Ze kon er toch niet zomaar vandoor zijn? Ze leek me zo honkvast. Ze woonde naar mijn idee heel gerieflijk: een rustig plekje, mooi uitzicht, ’s middags volop zon. En best aardige buren. Meer van haar slag dan ik. Ook altijd druk in de weer en geen tijd voor iets anders. Trouwens, ik had het moeten merken, wanneer ze echt over opbreken en verhuizen had gedacht.

Maar toch, moest ik me ongerust maken? De laatste tijd kwam er wel eens iemand aanwaaien. Dat was me opgevallen. Maar ik kreeg niet de indruk dat ze belaagd werd. Voor zover ik zien kon, werd het bezoek op gepaste wijze ontvangen en, op haar manier, in de watten gelegd.

Het zat me niet lekker. Er zou toch niet iets engs met haar zijn gebeurd? Een indringer of zo? Dat hoor je tegenwoordig maar al te vaak. Zou die vreemde vogel, die ik daar laatst langs zag gaan, het op haar gemunt hebben? Ik vreesde het ergste.

Toen ik de volgende ochtend nog steeds geen beweging zag, trok ik de stoute schoenen aan. Erop af, dan maar.

Ze was in geen velden of wegen te bekennen. Het web was leeg.

DSC09983

Mozart, Dumas en een fikse boete

20140920_160634

Woest en onstuimig leven: we doen nog steeds ons best, vriendin MD en ik. Afgelopen zaterdag deden we een hernieuwde poging.

Met de kaartjes voor “Die Entführung aus dem Serail” (veelbelovende titel in dit verband!) mogen we gratis met de tram. De ZaterdagMatinee in het Concertgebouw zal deze Duitse opera van Mozart brengen en we hebben er zin in.
Het is nog wel een hele toer om op het terras van Het Stedelijk op tijd een broodje geserveerd te krijgen, zo druk is het op deze stralende dag in september. De obers genieten ook van het prachtige weer, zijn in voor een gezellig praatje en maken zich, terecht, niet al te druk. Maar kom op, ons motto getrouw zijn we nergens bang voor: living on the edge!

Dus schuiven we om vijf voor half twee de zaal in. Een passender entourage voor dit “Singspiel” uit 1782, waarin, volgens keizer Jozef ll, Mozart zich te veel had uitgeleefd (“Zuviel Noten”, lieber Mozart), is nauwelijks te bedenken. Met de ogen dicht kun je je makkelijk wanen in het Wenen van de achttiende eeuw. Het sfeertje uit de film Amadeus is zo opgeroepen.

Het flinterdunne verhaal, waar Mozart op een inventieve manier mee aan de haal is gegaan, wordt met veel liefde, plezier en enthousiasme gebracht. Zo mooi om te ervaren hoe de reactie van het publiek effect heeft op de zangers: ze trekken echt alles uit de kast, om het oneerbiedig te zeggen.
Het orkest speelt de prachtige en krachtige melodieën met volle inzet, terwijl men zich met groot plezier ook aan een flink aantal grapjes te buiten gaat. De dirigent, René Jacobs, volgt volledig de tekst en de muziek van “toen”, maar toch is zijn zeer inventieve inbreng niet te verwaarlozen. Het is een sublieme voorstelling, waarin de jonge zangers het publiek verbijsterd doen staan van hun kunnen.
Heerlijk is het om dit virtuoze spel te zien, te horen, te beleven. Bijna vier uur lang genieten; het is onbegrijpelijk dat tijd ineens niet lijkt te bestaan. Wel zijn er twee pauzes, waarin, ook niet onbelangrijk, een heerlijk wijntje wordt geschonken en waarin je leuk mensen kunt kijken. Kortom, een heerlijke middag, waar we intens van genieten, en velen met ons.

Om half zes, knipperend tegen het zonlicht, steken wij, met gevaar voor eigen leven (!) de van Baerlestraat over. Het Museumplein, in dit licht, met uitzicht op het Rijksmuseum: wat een schoonheid. Zijn we nog lyrisch vanwege de omhulling door de schitterende muziek? Betoverd door Mozart? We voelen ons krachtig en tot veel in staat.

DSC09156

Het Stedelijk is tot zes uur open. En o, loflied op de museumkaart, we gaan dus nog even naar binnen. Een compleet contrast met onze culturele consumptie van amper een kwartier geleden is de expositie van Marlène Dumas. Wat heerlijk om hier die trap op te lopen, de geuren op te snuiven, de kleurige neonverlichting te zien. We “doen” dit op een holletje. Even snuffelen aan datgene waar heel museaal Nederland de mond van vol heeft. En waar ik zelf, eerlijk is eerlijk, nooit zo weg van was. Het blijkt echter zeer de moeite waard: woest en onstuimig tot kalm en ingetogen werk. Gelukkig is de afspraak om de expositie rustig te bekijken allang gemaakt. Een herkansing, binnenkort.

20140920_174045

Tijd om te gaan. Richting Leidseplein. Het borrelt. Weet je nog? Hier zagen we Ramses Shaffy de weg oversteken, zo dronken als wat. Wat vonden wij hem leuk! En hier waren we met vriendin K, die midden op de weg een dansje maakte. En o, ja, daar kwam jij toch ook, bij Zorba De Buddha, die disco waar je tot diep in de nacht kon swingen? En die expositie van Mondriaan, weet jij dat nog? O, ja, ergens aan de Amstel was dat. Daar, bij die pinautomaat raakte jij in gesprek met die Ier, weet je nog welke goede tips hij je gaf? En daar, op dat terras dronken we koffie. Nee, dat gepikte kopje heb ik niet meer. Daar aten we pizza. Ja, we weten het allemaal nog. En meer dan dat. Al die herinneringen aan een leven dat ook toen al niet woest en onstuimig was. Maar we hebben ons best gedaan.

Laat ook maar. We eten pizza op het terras van het tentje waar we dat een half leven geleden al deden, drinken wijn, halen nog meer herinneringen op.

Woest en onstuimig stappen we in de tram: de verkeerde ingang. We worden streng en vermanend toegesproken door de conducteur. Nooit mogen we dit meer doen, op straffe van een boete van tachtig euro! Giechelend ploffen we neer op een bankje achterin. Als twee jonge meiden, die niet al een heel leven achter zich hebben.
Zuviel Noten. Jazeker!

Floriade ’82 en France

img089

Vorige week reed ik naar mijn dochter die met man en zoontje in Amsterdam Zuid-Oost woont. Op nog geen steenworp afstand van de Gaasperplas. Terwijl ik het sappige groen zag opdoemen en een klein stukje van de plas zelf kon zien onder een donkere lucht, dacht ik ineens terug aan een vakantie in Frankrijk, tweeëndertig jaar geleden.

In 1982 vierden wij met ons gezin drie weken vakantie in het prachtige ruige gebied van de Tarn. Tevens was het de bedoeling dat we daar campings zouden bezoeken en keuren zodat de Internationale Campinggids kon worden uitgebreid met terreinen in De Gorges Du Tarn. Het was een leuke combinatie van het nuttige en het aangename. Meestal verbleven we een aantal dagen op zo’n camping en wanneer het ons beviel en de outillage was goed, informeerden wij of men geïnteresseerd was om opgenomen te worden in de gids. Dan volgde een heel ritueel van informatie inwinnen en formulieren invullen. De dochters hebben die vakantie heel wat extra ijsjes genuttigd!

Uiteraard lag de nadruk op vakantie houden en we hebben dan ook veel van deze streek gezien. Vooral spannend waren de wandelingen die we door het onherbergzame gebied maakten. Bergschoenen aan, hoedjes op, Spaanse leren waterzakjes mee. En, op de bewuste dag, alsof we het hadden voorvoeld, extra kleding in de auto! Gelukkig!

Het was 14 juli, de nationale feestdag. Na een feestelijk ontbijt togen we met het voorgedrukte kaartje van de plaatselijke VVV op pad. Het eerste gedeelte van de wandeling volgde de route van de Grande Randonnee, langs beekjes, weiden met van die mooie blonde koeien, door bos. Geleidelijk aan werd de omgeving kaler en ruiger. Steeds bergachtiger en steiler. Heel spannend; dit was avontuur.
Toen de lucht begon te betrekken en de wind opstak, werd het ons wat te avontuurlijk. Dat kon wel eens op onweer uitdraaien. Het leek ons beter zo snel mogelijk terug te lopen naar het dorpje waar we de auto hadden geparkeerd. We volgden een pad, dat volgens het kaartje rechtstreeks naar het dorpje leidde. Terwijl het onweer al in de verte hoorbaar was, klauterden wij over kale rotsen. Doodeng. Eindelijk, toen we in de beschutting van struiken en laag geboomte waren beland, barstte het pas goed los en de regen viel met bakken uit de groenig donkere hemel. Binnen de kortste keren veranderden de paden in snelstromende beekjes en waren we tot op het bot doorweekt.

Een verlaten krottig schuurtje bracht uitkomst. Dat hadden andere wandelaars ook bedacht en zo werd het, ondanks gekleum en geklappertand, nog best gezellig. Hagelstenen zo groot als knikkers roffelden op het golfplaten dak en deden het water in de plassen hoog opspatten. Na tien minuten klaarde het plotseling weer op. De zon brak door en we vervolgden onze weg richting startplaats.

In de auto kleedden we ons om, zo goed en zo kwaad als dat ging. Onzichtbaar voor eventuele passanten, omdat de ruiten direct volledig besloegen. Met de verwarming op tien om helemaal goed warm te worden reden we naar Millau. Daar kochten we vier zakken patat. Op een bankje op het plein deden we ons te goed. De krant, waarin de frites verpakt waren kon mooi dienen om in onze doornatte schoenen te proppen. Tot onze grote verrassing zagen we net op tijd dat er een interessant artikel in stond: De Floriade 1982 in Amsterdam Zuid-Oost werd uitvoerig beschreven.
Geen vetvlekken, dus bewaren die pagina! In het kleine multomapje, waarin het relaas van de vakantie is opgetekend, zit hij netjes opgevouwen bij het verslag van deze spannende dag.

En nu, ruim dertig jaar later haal ik het weer eens tevoorschijn. Een mooi document. Nooit meer aan gedacht; de donkere lucht boven de plas was de trigger.

img130Heel leuk om nu weer te lezen wat François Aubry er toen over schreef: naast een loflied op de veelheid aan bloemen, planten en gewassen, schrijft hij uitgebreid over de Hollandse eigenaardigheden en geeft hij potentiële (volwassen) Franse bezoekers nuttige tips.

Onze dochters waren tien en twaalf. Zij bekeken toen alleen de foto’s. De oudste een zou pas in het nieuwe schooljaar Frans gaan leren.
En nu woont ze met haar gezin, o ondoorgrondelijk lot, op de zojuist al genoemde steenworp afstand van het uitbundig geprezen “terrain de 54 ha au bord d’un grand lac près d’Amsterdam”, wat inmiddels tot een prachtig park is uitgegroeid en waar zij al heel wat voetstappen hebben liggen. Ik zal haar het artikel binnenkort eens laten lezen.

Allebei bestaan ze niet

20140902_174807Het is nog zomers, maar er zijn al mensen bezig met winterse perikelen. Niet met het trainen voor de hopelijk te schaatsen Elfstedentocht, de extra isolatie van het huis, of de aanschaf van warme kleding. Nee, het is een serieuze aangelegenheid waarmee zij zich onledig houden: het hulpje van een fictieve figuur, die half november in diverse plaatsen in Nederland met een stoomboot aankomt.

Daar raken we al direct de kern van de zaak. Deze hulpjes, de zwarte pieten, hebben een uiterlijk, dat sommige mensen verafschuwen. Is dat het enige probleem?
Nee, in wezen gaat het niet om de kleur, maar om het dociele gegeven. Deze zwarte personen voeren hen terug naar de tijd van de slavernij. Zij vinden dat zwarte piet een slaafs, volgzaam, beetje sullig wezen is, een karikatuur. Het Sinterklaasjournaal laat doorgaans iets anders zien; de pieten hebben hun eigen ideeën en bezigheden. Meestal delft Sinterklaas het onderspit, omdat een piet weer een of andere actie uithaalt, waardoor de boel in de soep dreigt te lopen. Of er wordt een jong pietje geboren. Ik zou me daar eerlijk gezegd drukker over maken: wie is het pietinnetje?

Om de ellende voor te zijn, heeft een stel volwassen blanke mannen Een Plan bedacht: de oude sinterklaasliedjes vertalen naar deze tijd. Met als queeste het verwijderen van slaafse elementen uit de teksten. Het argument: kinderen zouden die oude teksten niet meer begrijpen. Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik het las. Wat een pretenties, wat een arrogantie.

Straks wordt er weer een blank kerstkind geboren. Het lijkt mij een uitgelezen moment om ook daar eens flink de bezem door te halen: een zwart kind, geboren in een armoedige stal. Misschien moeten dan ook maar gelijk de onbegrijpelijke kerstliedjes aangepast worden. Het is nu nog vroeg genoeg.

—————————————————————————————————————–

Dit is een tekst in de serie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato (Hier kun je meer leuke, spannende, bijzondere WE-verhalen vinden, of zelf meedoen). Het werkt als volgt: Schrijf een tekst van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag voorkomen. In dit geval was het verboden woord: renoveren.

De foto is op 2 september (!) gemaakt bij onze nationale grootgrutter.

Geheel volgens blauwdruk

duiven_blauwdrukMet een klap sloeg de deur achter hem in het slot. Hij slaakte een zucht. De klus was geklaard. Het was een jaar hard werken geweest, maar nu stond het dan ook als een huis. De grote architect had hem van een blauwdruk voorzien en hij had zich perfect aan de voorschriften gehouden. Groot moest het worden, ruim. De maten hadden hem eerst verbaasd, maar commentaar leveren was niet aan de orde. Hoewel de plaats waar het bouwwerk zou verrijzen ongebruikelijk was, ging hij zonder tegenwerpingen aan de slag.

Vaak genoeg waren spot en hoon zijn deel geweest, maar hij liet zich niet afleiden. Laat staan beïnvloeden. Hij had een groot vertrouwen in het hele project. Als zijn personeel het moeilijk kreeg en begon te twijfelen sprak hij de mannen moed in. “Wacht maar af”, zei hij dan, “heb vertrouwen. Ik weet zeker dat het goed komt. Voor ons in elk geval. En als de tijd daar is zal men wel een andere toon aanslaan.”

Toen was het zover: de laatste spijker geslagen, de laatste voeg gedicht. De architect kon tevreden zijn.
De deur werd wagenwijd opengezet. Verwachtingsvol stapten de bewoners over de drempel. Hij keek toe. Was alles naar wens? Had iedereen zijn plaats gevonden? Zouden ze zich hier op hun gemak voelen?
Hij was de laatste die binnenkwam. De deur sloot hermetisch, stelde hij opgelucht vast. Ze hadden vakwerk geleverd.

Hij keerde zich af van het geroezemoes. Trok zich terug. Door het raam zag hij wat hij liever niet had willen zien: er werd gelachen en gewezen.
In de verte betrok de lucht. Donkere wolken pakten zich samen. “Dus toch”, schoot het door hem heen. De wind stak op, geselde de olijfbomen. Terwijl de eerste druppels tegen het raam roffelden, hoorde hij in het vooronder een duif zachtjes koeren.

——————————————————————————————————————-

Dit is een verhaal in de serie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato (Hier kun je meer leuke, spannende, bijzondere WE-verhalen vinden). Het werkt als volgt: Schrijf een tekst van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag voorkomen. In dit geval was het verboden woord: renoveren.

De foto komt van het internet

En zij weende

img125

In de logeerkamer staat al een paar jaar een doos foto’s van mijn ouders. Die moeten eindelijk eens worden uitgezocht, vind ik. Het is er echt zo’n dag voor. Een grijze dag.
Van alles gaat er door mijn handen: vakantiekiekjes, foto’s van de afscheidsreceptie van het werk, de moestuin, familiebijeenkomsten, feestjes met vrienden. Foto’s van vage kennissen, althans voor mij, kunnen wel weg. Van de vakantiefoto’s houd ik een enkele over. Familiefoto’s zijn leuk, die bewaar ik. Uiteindelijk moet het een handzaam stapeltje worden, wat klein- en achterkleinkinderen een leuk, representatief beeld geeft van een stel bijzondere mensen: hun opa en oma, i.c. overgrootouders.

Onder in de doos ligt een foto die ik maar al te goed herken. Oud en verfomfaaid. Het is een klassenfoto uit, naar ik schat, 1957. De vierde klas. Drieënveertig kinderen, tweeënveertig en een half, eigenlijk. Zo nauw keek de fotograaf kennelijk niet. Een stampvolle klas. Maar te hanteren. Armen over elkaar en luisteren. De fotograaf lijkt midden onder het werk te zijn binnengekomen. Drie meisjes gaan daar plichtsgetrouw gewoon mee door, vier kinderen hebben de armen maar over elkaar gedaan. De grapjas vooraan heeft één hand onder zijn pullover.

Het is niet goed uit de foto op te maken in welk jaargetijde hij is gemaakt. Zomerjurken, wintertruien, korte en lange broeken. Misschien najaar, afgaand op de kleding van de juf. Vrolijke kinderen; waarschijnlijk lachend om de grap van de fotograaf. Aardige kinderen ook? De meeste wel, maar toch weet ik ook dat er werd gepest. Het donkere meisje, dat met kop en schouders boven iedereen uitsteekt, moest het vaak bezuren. Ze kwam bij ons in de vierde klas (van de Dr. Albert Schweitzerschool in Den Haag) toen het schooljaar al een tijdje bezig was.

Dr Albert Schweitzerschool

Er werd wat geschoven met kinderen en ze werd naast mij geplaatst. Uit Indonesië kwam ze. Ik weet nog hoe bijzonder ik dat vond, zo ver! (We waren natuurlijk ook niets gewend, toen…) Ze was heel aardig en vrolijk. Ze kon prachtig tekenen. En ik herinner me ook de mooie sinterklaassurprise, die ze maakte. We raakten al snel bevriend. De naam Tielman werd door sommige jongetjes nogal eens pesterig verbasterd tot ‘pielman’, wat me erg boos maakte, maar waar ik niets van durfde te zeggen. Ik moest er tegen de anderen ook niet over beginnen dat ik met haar wel eens bij haar Indische oma kwam. Volgens sommige meisjes was dat een heks, die je wilde vergiftigen. Niemand was nog gewend aan de kleuren en geuren van het typisch Indische interieur en het vreemde eten. Maar oma was een lief, klein vrouwtje; ze had het allerbeste met ons voor. Spekkoek; ik kende het niet, maar het was heerlijk. Het was er warm en gezellig, ook al was het soms moeilijk haar gebroken Nederlands te verstaan.
Achteraf denk ik dat Hedi familie was van de Tielman Brothers, misschien wel de dochter van één van hen. Maar dat is -helaas- nooit duidelijk geworden.

De juffrouw. Zij heeft me, onbewust, geïnspireerd het onderwijs in te gaan. Ze gaf goed en leuk les. Ze had er op een natuurlijke manier de wind onder. Haar bordtekeningen waren prachtig, ze was zeer creatief. We zongen veel. En wat was ze lief. Ik geloof zelfs, dat er jongetjes verliefd op haar waren.
Nu zie ik dat ze nog heel jong was. Toch was zij in onze ogen een vrouw van de wereld. Een vrouw met geheimen. Op een of andere manier straalde ze dat uit. En op een middag wisten we het zeker. We stonden om half twee gewoontegetrouw in de rij buiten op het plein te wachten tot ze ons kwam halen. Tot onze verbazing werden we niet door haar, maar door “het hoofd der school” naar binnen geloodst. We hingen onze jassen op en gingen wat onzeker het lokaal in: wat zou er zijn? Was ze ziek?

Ze stond stil bij het raam en staarde naar buiten. In haar hand een verfrommelde zakdoek. En zij weende.
En wij, wij wisten allemaal honderd procent zeker dat er liefde in het spel was.

Phia

Ik ruk me los. De foto’s van mijn ouders doe ik in een kleinere doos. De schoolfoto neem ik mee naar beneden. De trip down memory-lane mag nog even duren. Ik zoek in mijn poesiealbum (letterlijk uitspreken, a.u.b.!) naar haar bijdrage. Ik heb het gedicht, dat ze vermoedelijk zelf schreef, altijd heel bijzonder gevonden. Natúúrlijk schreef ze poëzie. En ze plakte geen poesieplaatjes in, maar maakte zelf een tekening. Met ballpoint, wat we ook bijzonder vonden. Een roos met doorns. Symbolisch bedoeld? En dat krasje, rechtsonder naast de steel, is dat een vraagteken? Vanaf het moment dat ik het onder ogen kreeg heb ik me dat afgevraagd. Nooit zal ik het weten. Juffrouw Phia van Kuilenburg zal voor eeuwig een raadsel blijven.

——————————————————————————————————————

Klik op deze link voor meer foto’s met een verhaal

De foto van de Dr. Albert Schweitzerschool komt van het internet.

Een kleine aanpassing

reis.971115baise.oudhuis“Weet je het zeker?”, vroeg ze, terwijl ze de zilveren borstel door haar haar haalde. “Het kost handenvol geld. En je weet nooit of het goed uitpakt. De vorige aanpassingen waren ook niet bepaald gratis.” In de spiegel zag ze zijn stuurse gezicht. Wrevelig haalde hij zijn schouders op. “Je weet zelf dat die voorgevel zo krakkemikkig is als wat”, wist hij uit te brengen. “’t Is gewoon hard nodig. Je ziet het bijna dagelijks verder inzakken.” Ja, ze had het zelf natuurlijk ook al lang gezien. Ze was niet gek. Maar ze had helemaal geen zin in die heisa. Eerst al die voorbereidingen. En als het klaar was, moest je nog maar zien of het zo bleef. Niets was tenslotte zeker in het leven. Alles was aan verval en verzakking onderhevig.

Ze stond op van de toilettafel en pakte de folder die hij ruw op het bed had gesmeten. Als hij zo chagrijnig deed, had ze er helemaal geen zin meer in. Toch bladerde ze de brochure rustig door. Eerlijkheidshalve moest ze bekennen dat het er niet gek uitzag. Die man had verstand van zijn vak. Die zou dan ook wel in een aardig optrekje wonen.

Ze keek hem aan. “Als het dan toch moet, dan moesten we alles maar ineens doen”, sprak ze, terwijl ze hem over zijn zwarte krullen streelde. Het ontlokte hem een glimlach. “Ja, liefje?”, teemde hij, “wat fijn dat je er zo over denkt. Morgen bellen we de kliniek om een afspraak te maken. Borsten, billen, oogleden, lippen, wangen, nek, taille, haren, gebit…. De hele bliksemse boel laten we opknappen, liften, straktrekken, opvullen, leegzuigen, bleken, rechtzetten en verven. Als jij er straks dertig jaar jonger uitziet, zullen we op het oog niet meer zoveel schelen in leeftijd.

Wil je dan wél met me trouwen?

—————————————————————————————————————–
Dit is een verhaal in de serie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato (Hier kun je meer leuke, spannende, bijzondere WE-verhalen vinden). Het werkt als volgt: Schrijf een tekst van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag voorkomen. In dit geval was het verboden woord: renoveren.

De foto komt van het internet

Inverdan

Het prestigieuze project van de gemeente Zaanstad nadert, na zo’n tien jaar van slopen en bouwen, zijn voltooiing. Het masterplan van Sjoerd Soeters, verguisd en verheerlijkt, toont zo langzamerhand zijn ware gedaante.

DSC09900

Het mooist is het te zien op maandagochtend vroeg. Alle winkels zijn nog dicht. Het is heerlijk rustig, zoals het eigenlijk op zondag zou moeten zijn. Maar om uit de gigantische kosten te komen, moet er gewinkeld worden. Zeven dagen per week. Open dus, Hema, Kruidvat, Blokker en al die andere winkels die je overal tegenkomt.

DSC09576

De gedempte gracht in de gelijknamige winkelstraat is weer uitgegraven. (‘Ontgraven’, volgens Wikipedia. Je zou derhalve denken dat hij weer is dichtgegooid.) Het ondiepe water ligt er stil en spiegelend bij. Een vredig tafereel, met al die verschillende bruggetjes. De enkele voetganger, op weg naar stadhuis of station, accentueert de rust, de leegte.

DSC09891

Het uiterlijk van een van Nederlands grootste en meest vertrouwde kledingzaken (toch voordeliger) wordt helemaal vernieuwd. Het blauw met rode embleem zal straks in niet al te uitbundige grootte de Zaanse gevel sieren.
Een eis van de gemeente: ook de bestaande winkelpuien moeten worden aangepast; geen schreeuwerige uitingen meer. Het zou mooi zijn, wanneer de spuuglelijke jaren-tachtig-aanpassingen ook ongedaan konden worden gemaakt.

DSC09581

De natuurstenen toren van de Rabobank detoneert enorm in dit geheel. Gelukkig is ook daar in voorzien: de zogenaamde ‘voorbouw’ die tevens bedoeld is als uitbreiding van de Saentoren. Hopelijk zal dit de Zaankanters niet beletten de ster te zien, die in de kersttijd altijd boven op dit gebouw staat te stralen. Een vast punt voor velen.

DSC09890

Naar stadhuis en station is een hele klim, de weg gaat vrij steil omhoog. Gelukkig is er als beloning zicht op Zaanstads eerste en enige waterval. Zou daar stroom mee opgewekt kunnen worden? Dat zou best handig zijn voor de liften en roltrappen die het iedereen mogelijk maken op het Stadhuisplein te komen.

DSC09888

Hier staan volop bankjes waarop mensen genieten van het zonnetje. Met uitzicht op het hotel van gestapelde Zaanse huisjes. Zaans groen, uiteraard. Met één uitzondering: het blauwe huis. Eerbetoon aan Monet, die het schilderde toen hij in de Zaanstreek verbleef.

DSC09885

Het hotel is een ontwerp van Wilfried van Winden. Het commentaar was niet van de lucht: je vindt het mooi, of je vindt het niets. Een tussenweg is er niet. Maar zo langzamerhand is men er wel aan gewend.

DSC09908

Het Stadhuisplein ziet er vrolijk uit, met de hekjes gevormd van tulpen in rood, wit en blauw, die uit oranje bollen omhoogschieten. Ook wanneer het somber weer is, ziet het er vriendelijk uit.
Op het dak zijn de emblemen van de verschillende gemeenten aangebracht. Zaanser kán gewoon niet!

DSC09916

De toegang tot het station maakt duidelijk dat de walvisvaart ooit een belangrijk gegeven was in de Zaanstreek. Nog even en dan zal ook het gebied rond station Zaandam weer helemaal op orde zijn.

DSC09904

Inverdan. Zo heet dit hele project. Vanaf begin 2000 werd ermee geadverteerd: wonen, werken en winkelen. In de trein denk ik erover na. De betekenis van het woord is in tegenspraak met wat het uiteindelijk is geworden.
Inverdán (klemtoon op de laatste lettergreep): inwaarts , naar binnen, dieper in. (De Zaanse Volkstaal, Dr. G.J. Boekenoogen) Een huis dat inverdan staat, tussen andere huizen, is wat naar achteren geplaatst, staat niet pal aan de weg.

Deze gigantische verandering springt juist enorm in het oog, wat natuurlijk ook van het begin af aan de opzet was. Hiermee heeft Zaanstad behoorlijk aan de weg getimmerd.

De Folly

Wimpole_follyMet moeite nam hij de laatste treden. Zevenenzestig, hij wist het nog precies. Hij wiste zich het zweet van het voorhoofd; het was warmer dan hij had gedacht. De beloning was het uitzicht. Langzaam draaide hij rond, het hele landgoed overziend. Dit was zijn levenswerk.
Jarenlang was hij niet meer hier boven geweest. Tot vandaag. Hij had er niet bewust toe besloten. Terwijl hij zijn obligate ochtendwandeling maakte, werd hij er als het ware toe gedwongen.

De zware scharnieren piepten, toen hij de scheefhangende deur probeerde te openen. Hij moest flink kracht zetten. Kracht die hij nauwelijks meer bezat. Maar het kon nu niet anders. Hij had A gezegd, dus B volgde logischerwijs. De deur gaf mee en schraapte over de stenen drempel. Hij stapte de schemerige ruimte binnen. Er viel wat zonlicht door het kapotte dak. Hier en daar groeide een varentje tussen de stenen. Waar het regenwater naar binnen was gesijpeld, groeide mos op de muur. Hij ademde diep. De geur van vocht en rottend blad stroomde zijn neusgaten binnen. Rook hij nog meer? Nogmaals snoof hij diep. Nee, geen vreemde, unheimische geuren. Het stelde hem gerust. Hij had het ook niet verwacht. Niet meer, na al die jaren.

Het oude, verveloze houten bankje stond er nog. Behoedzaam ging hij zitten. Als vanzelf gingen zijn gedachten met hem op de loop. Hoeveel jaren was het geleden dat ze hier samen zaten? Hij was de tel kwijt geraakt. Hij sloot zijn ogen en leunde met zijn hoofd tegen de vochtige wand. Zijn hart begon sneller te slaan: was ze daar? Hij voelde haar been tegen het zijne, haar zachte wang, een haarlok. Zijn oude hand tastte naast zich: hout. Nee, natuurlijk was ze niet hier. Met een zucht opende hij zijn ogen en schudde zijn hoofd. Dit moest stoppen. Het was nu zo lang geleden, het had geen zin meer er nog langer over te piekeren.

Met weemoed dacht hij aan de laatste keer dat ze elkaar hier zagen. Hij, de landheer en zij een meisje uit het dorp. Had hij die folly daarvoor laten bouwen, voor hun ontmoetingen? Nee, hield hij zichzelf voor, dat was hij sowieso van plan geweest.
Die laatste keer. Wat hadden ze elkaar beloofd? Op hun weg naar boven vond zij een dode havik. Behoedzaam droeg ze hem met zich mee. “Ooit zal de dag komen, dat wij elkaar weerzien”, sprak ze, ietwat hoogdravend voor een boerenmeisje. Ze bond een touwtje om de poten van de vogel en hing hem boven de deur. “Wanneer de vogel is vergaan, zullen wij elkaar weer ontmoeten. Misschien duurt het jaren, maar het zal gebeuren. Dan zal het goed zijn.”
Als vanzelf liet hij zijn blik rusten boven de verweerde deurpost. Alleen een restje touw hing er nog. Het was te laat, hij wist het.

Terwijl hij het pad naar zijn huis opliep, nam zij de zevenenzestigste tree. Vandaag was de dag. Ze wist het zeker. De deur stond half open. Ze haalde diep adem. Was hij…? Ze liet zich op het houten bankje zakken. Verbeeldde ze het zich, of voelde het warm aan? Met gesloten ogen dacht ze aan toen. De diepzinnige gesprekken. Zijn vrolijkheid, haar zorgzaamheid. De liedjes die ze samen zongen. De afspraken die ze maakten. Het had geen schijn van kans gehad. Het standsverschil, het verschil in leeftijd. Ten dode opgeschreven. Net als de havik, die ze vond bij hun laatste ontmoeting.
Ze keek omhoog. Alleen een restje touw hing nog aan de spijker boven de deurpost….

De foto van de Wimpole folly komt van het internet.