Goudse voorouder

DSC00185

De menselijke geest
Is een ware schatkamer
Van opgeslagen kostbaarheden
Soms wordt de deur geforceerd

Vandaag is de koevoet een oude wekker
Opgewonden tikkend tovert hij
Herinneringen tevoorschijn
Waarvan ik het bestaan was vergeten

Een keer overnachten
In een kleine dienstbodekamer
Antimakassars over de oude eiken stoel
Een roestig conservenblik
Op het granieten aanrecht
Rotan stoelen in de serre

Uitzicht op een modderig slootje
Half verborgen onder woekerende braamtakken
Rood verkleurd blad

Krakend visgraatparket
Bedekt met Perzische tapijten
Bruine bakelieten lichtknopjes
Waarop je extra kracht moest zetten
De marmeren vloer van de gang
De levensboom boven de voordeur

Een kopje Nescafé met suiker en melk
De trapnaaimachine
En altijd een breiwerk
Onder handbereik in de rode-zakdoekentas

Als klap op de vuurpijl
De oude kapotte Friese staartklok
Die weer liep
Op het moment van haar dood

Beautiful white shoes

WITTE HERENSCHOEN PARIJS SPITSE LEEST

De wekker gaat. Ik geef er een klap op en scheur me los uit een vage droom, waar ik me direct al niets meer van kan herinneren. Terwijl ik me nog een keer omdraai, denk ik aan de ontmoeting van vanmiddag. Vandaag zullen we elkaar weer zien. Eindelijk. Na een periode van, ik reken snel, een half jaar zo ongeveer.

Mijn gedachten gaan naar de laatste keer. “Ik hoop je voorlopig niet meer te zien”, zei hij resoluut. Nog dagen dreunden die woorden door mijn hoofd. Zo gek was het niet, natuurlijk. Ik voelde het ook wel aankomen. Wat hadden we elkaar nou te vertellen? Heel vaak zat ik met een mond vol tanden als ik bij hem was en dan voerde hij het hoogste woord. Ik had al lang mijn conclusies moeten trekken, maar tegen beter weten in bleef ik hem trouw. Daarbij had hij me ook helemaal niet zo fijntjes behandeld, die laatste keer. Ik begreep het wel, hij kon niet anders. Maar toch.

En nu zomaar weer een mailtje. Hij wilde graag opnieuw afspreken. Of er niets gebeurd was. Kortaf, koel en zakelijk. Ik vond het tactloos. C’est le ton qui fait la musique. Maar ik ging overstag, gek genoeg. Ik moest hem zien en ik schoof wat in mijn agenda. Dinsdagmiddag. Wat kwam de afspraak met de kapper, ’s morgens, goed uit.

De dag kroop voorbij. Ik stortte me op simpele huishoudelijke klusjes: stofzuigen, strijken. Verstand op nul. Tegen half drie begon ik pas echt onrustig te worden. Zit mijn haar goed? Tanden poetsen! Geurtje op. Lippenstift? Nee, beter van niet, daar had hij een hekel aan. Door al dat gedoe ging ik bijna nog te laat van huis.

Ik ben ruim op tijd! Gelukkig. De tuinman is bezig met het weg harken van gevallen blad rond het riante pand. De voordeur staat op een kier. Het bekende luchtje. In de garderobe op de begane grond hang ik mijn jas op. Ik hoor mijn naam. Zo rustig mogelijk loop ik de trap op. De kamerdeur staat open. Hij is er: meteen vallen mij zijn schoenen op. Ik heb iets met schoenen. Spitse neus. Wit, soepel leer. O, ja hoor, ik val weer compleet voor deze man.
Hij kijkt me glimlachend aan. Hij vraagt hoe het met me gaat. “Ga zitten”, zegt hij vriendelijk. “Dank je”, stamel ik.

Terwijl hij met een van die prachtige witte schoenen het pedaal intrapt waardoor de stoel langzaam omhoog komt, pakt hij zijn spiegeltje en zijn haakje en zegt: ”Doe je mond maar open. We zullen eens kijken. Nog ergens last van gehad het afgelopen half jaar?”

——————————————————————————————————————-

De foto van de witte schoen komt van het internet.

Betrapt

DSC00136

Het is zo’n dag om naar een oud huis te gaan
Aan een rustig pleintje aan de rand van de stad
Waar geen kinderen meer spelen
Doodleuk omdat ze er niet meer wonen
Een oude buurt met alleen nog oude mensen

En dat je weet
Dat er twee mensen zitten voor het raam
Zogenaamd verdiept in krant en boek
En dat zij bij elk geluid van buiten
Hoopvol opkijken en glimlachen naar elkaar
Betrapt, allebei

Dat je dat weet, terwijl je de laatste
Bochten neemt

En dat er dan een frisse groene plant
In de vensterbank staat
En het Chinese beeldje

En dat je weet dat ze direct naar de voordeur komen
Open doen
En vragen
Heb je een goede reis gehad?

En dat je dan zegt
Ja het ging sneller dan anders
Geen file

En dat je denkt tijdens de koffie
Kon dit maar duren
Was ik maar weer kind
Stond mijn bed hier nog maar

Zo’n dag

Dank u SinterklaaRsje

220px-HajjiFiruzHet is herfstvakantie. De kleinkinderen logeren bij mij. We kijken naar het jeugdjournaal. Gouda komt in het nieuws. Sinterklaas zal daar in november aanmeren met zijn stoomboot en nu probeert men politiek correct een aantal zwarte pieten te veranderen in kaaskoppen en zoete koekjes. Op mijn vraag aan de kleinzoons (van wie één niet meer gelooft en de ander nog wel) wat ze ervan vinden, krijg ik een eensluidend antwoord: “Raar, zo zien mensen er toch niet uit!” De gelovige poneert: “Ik ben nu gewend aan zwarte, dus dan moeten ze dat niet ineens gaan veranderen.” De ongelovige vindt het te belachelijk om over te praten. Zwart is zwart. Zo hoort het. Punt. Wat dat betreft zijn kinderen behoorlijk conservatief.

Diep in hun hart, of moet ik zeggen intuïtief, weten ze dat het allemaal verder niets met kleur te maken heeft, maar met een feest. Sinterklaas is niet beter dan zijn pieten. Vaak vinden ze zwarte piet wel zo leuk: hij beheert de zak waarin zich het snoepgoed bevindt. Er heest een gezond gevoel van spanning: je schoen zetten; ook al geloof je niet meer, je hoopt dat er wat in komt. Voor wat, hoort wat: zingen als je je schoen zet, een wortel voor het paard, een tekening voor Sinterklaas. Maar ook een verlanglijstje. En dan op pakjesavond: zou hij komen, de goede Sint? Er wordt op de deur geklopt. Ook al geloof je het hele jaar niet meer, op dat moment zet je het ongeloof in de ijskast en ren je met bonkend hart naar de deur, ouders en grootouders met waterige oogjes achterlatend.

De oudste kleinzoon (een halve Pers) viert in feite zelfs twee keer in het jaar ‘sinterklaas’. Uiteraard in december. En tijdens het Iraanse Nieuwjaar, zo rond 21 maart, nog een keer. De traditie wil dat er dan twee figuren komen opdraven, van wie er één op sinterklaas en de ander op zwarte piet lijkt; respectievelijk: Baba Nohroez en Hadji Firouz. Er worden cadeautjes uitgedeeld en hadji Firouz maakt grapjes. Dit is niet de hoofdmoot van het feest, maar het hoort er wel degelijk bij! En de kinderen vinden het heerlijk.

Natuurlijk gaat het bij beide feesten om de tegenstellingen: lief en stout, zwart en wit, oud en nieuw, enzovoort. De tegenstellingen waarop ons hele bestaan is gefundeerd, en waarvan je spelenderwijs doordrongen wordt. Het is iets universeels.
En het gaat in de donkere dagen van het jaar natuurlijk ook om vrolijkheid en gezelligheid. Om elkaar verrassen en verwennen. Aardig zijn voor elkaar. Deze leuke, warme elementen van het hele gebeuren zouden we gewoon vergeten door al het kille en koude gedoe van tegenwoordig. Door het donker naar het licht. Rascisme? Daar heeft het sinterklaasfeest in de verste verte niets mee te maken.

Ik hoop eerlijk gezegd, dat we vanaf nu niet ieder jaar die “P”-discussie zullen hoeven te voeren. Dat gedram en gedrein over iets wat totaal geen link heeft met het aloude feest zorgt er juist voor dat mensen een grotere liefde opvatten voor de zwarte piet in ons bestaan. Dat zou die zuurpieten toch juist tevreden moeten stemmen?

20140902_174807Nee, het enige waar we over zouden kunnen vallen is de tekst van één van de simpelste sinterklaasliedjes: Sinterklaasje, bonne, bonne, bonne. In groep één van de basisschool leren kinderen al rijmen. Hoe trots kunnen ze zijn, wanneer ze het principe van het rijm doorhebben.
En dan, in de laatste twee zinnen van dit schone lied van slechts vier regels gaat het mis:

Gooi wat in mijn laarsje
Dank u Sinterklaasje.

Dát vinden kinderen nou verwarrend. En dát vind ik een kwalijke zaak.

——————————————————————————————————————-
Nog een zwarte-pietendiscussie, maar dan op een heel ander vlak:
De gele veer.

De foto van Hadji Firouz komt van het internet.

De gele veer

DSC00133

“Waarom niet, Yvonne?” Hij stampte van woede. “Ik dacht dat we het er vorige week over hadden gehad? Je was het er toch mee eens?”

Ze keek hem aan. Als hij zo te keer ging, moest ze altijd aan haar vader denken. Het was waar dat een vrouw een man zocht die op haar vader leek. Dat bewijs werd keer op keer geleverd. Maar Herman sloeg niet, dat was een groot verschil.

Had ze maar beter opgelet, acht jaar geleden. Verliefd, verloofd, verloren, dacht ze cynisch. Ze had zo veel jongens kunnen krijgen. Ze was mooi en aantrekkelijk. Ze hield van mannen. En ze koos Herman. Uit dat enorme aanbod wist ze feilloos de verkeerde te kiezen. Ze zuchtte.

“Ja, ik weet het. Vorige week dacht ik er anders over. Maar uiteindelijk heb ik er altijd weer moeite mee. Dat weet jij toch ook?” Hoe moest ze hem dit nu op een nette manier duidelijk maken? Ze probeerde rustig te blijven, maar dat maakte hem nog kwader. Hij griste zijn jas van de kapstok en sloeg de deur met een klap achter zich dicht. Zou hij nu van haar verwachten dat ze achter hem aan kwam? Tot voor kort deed ze dat wel, smeekte met tranen in haar ogen of hij niet weg wilde gaan. Hing aan hem, letterlijk, ging voor hem op haar knieën. Ze piekerde er niet meer over. Nee, die vernedering kon ze zich gevoeglijk besparen. Ze wilde het niet meer, dat afhankelijke gedoe. Ze kon hem toch niet tegenhouden. Bovendien, hij kwam altijd terug, wist ze uit ervaring. Na een uur, een dag. Die ene keer dat hij een heel weekend wegbleef, was een uitzondering.

Ze haalde haar schouders op, streek een blonde lok uit haar gezicht en begon de ontbijtboel af te ruimen. Hij zou wel naar kantoor zijn gegaan. Zij was vandaag vrij. Waardeloos, eigenlijk. Het gaf haar de kans om de hele dag te piekeren. Had ze anders moeten reageren? Nee, het had niet uitgemaakt. Elke reactie zou verkeerd gevallen zijn. Ieder jaar was het weer hetzelfde liedje. Ze had het kunnen weten.

Haar telefoon ging. Ciska, zag ze. Daar had ze nu echt geen zin in. Alsjeblieft even geen verhalen over dat modelgezinnetje. Ze had vast weer een geweldig gezond recept gevonden. Of verantwoorde cadeautjes. Ze wachtte tot de voicemail werd ingesproken. Terugbellen kon altijd nog. Nu had ze opbeurend gezelschap nodig.
Ze zou Romy bellen nadat die klaar was met haar therapie. Dan konden ze misschien even de stad in. Ergens lunchen met veel witte wijn.

Het was behaaglijk in het restaurant. Ze hadden een tafeltje bij het raam. Op het zachtrose tafelkleed stond zowaar al een piepklein kerststukje. Smaakvol, dat wel. Maar toch, het was nog maar eind november. Ze zakte wat onderuit en keek naar haar vriendin die druk bezig was haar make-up bij te werken. Had ze gehuild?

Zalm met pesto en rucola op een knapperige ciabatta. De zilveren wijnkoeler binnen handbereik. Het aangename gezelschap van haar beste vriendin. Zou ze het vertellen, straks? Of was dat toch lichtelijk gênant? Ze wachtte af. Eerst maar eens horen hoe het Romy was vergaan bij de psychiater. Ja, daar vertelde ze graag over. Ze viel wel op die man, probeerde hem te verleiden. Maar hij was oud en getrouwd, deed of hij niets in de gaten had. Hij gedroeg zich afstandelijk, professioneel. “Die man is echt blind!”, riep ze schaterend uit, “volgende keer doe ik een nog korter rokje aan en een nog dieper decolleté!” “En als hij er nou onverwacht toch eens op ingaat?”, vroeg Yvonne . “Hij is getrouwd. En veel te oud voor jou. Je wilt toch geen lijk in je bed?” “Nee, bah, natuurlijk niet.” Romy beweerde dat ze er helemaal niet op uit was om echt iets met hem te beginnen. Dit was gewoon leuk, een spel. Dat wist zij toch ook wel? Ja. Dat wist ze. Maar het leek heel ver weg gestopt.

Vanuit haar ooghoek zag ze de ober naar haar staren. Ja, ze wist het inderdaad nog wel: zo begon het. Maar ze had er geen zin in. Ze wenkte de jongen en bestelde een tweede fles wijn. Ze voelde zich lichter worden, losser. Zou ze het nu vertellen? Beter van niet. Met Romy wist je het nooit. Die kletste zo haar mond voorbij. Ze wilde Herman ook niet voor gek zetten. “Hé, ik vroeg of jullie nog wat doen aan Sinterklaas.” Romy keek haar vriendin onderzoekend aan. “Is er wat?” “Nee, er is niks, beetje moe en dan vier glazen wijn. Je kent dat wel. Nee, vertel verder, ik luister.” Terwijl het verhaal voortkabbelde met af en toe een gierende uithaal, bedacht zij hoe ze het aan zou pakken. Ze voelde zich rustiger nu. Toegeeflijker. Zoveel kwaad stak er toch niet in. Dat het elk jaar op hetzelfde uitdraaide was natuurlijk niet zo erg. Het gaf zelfs wel wat vastigheid. En als ze zich erop instelde, vond ze het deze keer misschien nog wel leuk ook. Zeker wanneer ze op pakjesavond ook een hele fles wijn soldaat zou maken. “Oké, vooruit!”, zei ze hardop. “Wat?”, wilde Romy weten. “Eh, ik denk dat ik maar eens opstap. Het wordt al schemerig. Er moet nog gekookt worden vanavond, dus ik ga even wat boodschappen doen”

Stipt om zes uur knarsten de wielen over het grind. Het autoportier werd dicht geknald. Ze glimlachte. Hij moest eens weten. Ze hoorde de wc doortrekken, het kraantje lopen. Eindelijk kwam hij de kamer binnen. De tafel was feestelijk gedekt. Kaarsen brandden. Wijn fonkelde in de kristallen karaf. Hij kon toch niet boos blijven?

Ze zag de trilling in zijn bovenlip. Een goed teken. Eenmaal aan tafel besloot ze het er maar op te wagen. “Herman”, begon ze, “vanochtend was ik er niet zo voor in de stemming. En ik vond het ineens zo kinderachtig, dat hele gedoe. Maar ik heb er nog eens over nagedacht. Laten we het maar weer doen. Je kijkt er tenslotte het hele jaar naar uit. Nee, laat me uitpraten. Ik weet het zeker: we doen het.” Ze overhandigde hem een pakje. Hij kleurde tot onder zijn haar toen hij het uitpakte. “Nieuw?”, vroeg hij, happend naar adem, “met schmink?” Met twee handen hield hij het pietenpak omhoog: paars en groen, zijn lievelingskleuren. Hij raakte haar wang aan met de gele veer van de baret. Ze huiverde, maar liet niets merken. Hij raapte de bruine schmink op van de vloer, rook eraan. “Dus, de hele avond? Zoals we hadden afgesproken? En dan met alles aan naar bed?” Hij straalde. Ze zuchtte onhoorbaar. Sloot even de ogen.

Dat zou ze die nacht ook doen. Ze zou zich eraan overgeven. Maar ze wilde beslist niet zien hoe die stomme gele veer boven haar hoofd heen en weer bewoog.

——————————————————————————————————————-

Met dit verhaal doe ik mee aan een schrijfwedstrijd. Wie het leuk vindt, kan erop stemmen. If so: hartelijk dank!
http://www.editio.nl/schrijfwedstrijd/

Kijken is (de) kunst

DSC00094

De mist maakt van de koeien de aanzet tot een tekening: een donker streepje rug en kop in het omfloerste groen. Vage aanduiding van struikgewas, een enkele boom. Hier en daar lichten de kassen van het Westland oranjegeel op. Wateringen, Kwintsheul, Poeldijk, Naaldwijk, poëtische namen. Al met al goed om in de stemming te komen voor een bezoek aan het Stedelijk Museum in Schiedam.

We laten de grijze wereld voor een paar uur achter ons wanneer we, tussen de reusachtige pilaren door, het neoclassicistische gebouw betreden en rechtstreeks de kapel van het voormalige Sint Jacobs Gasthuis binnenlopen. De preekstoel is prominent aanwezig achter de balie. De museumwinkel met de gebruikelijke gadgets is hier gesitueerd evenals het museumcafé met gezellige zitjes en een leestafel.

In de linkervleugel (waar ooit de oude mannelijke Schiedammers hun dagen konden slijten) moeten we zijn. Hier komen de woorden van de oude dichter Kloos tot leven: “Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten.” Hier is het domein van de drieëntachtigjarige kunstenaar herman de vries (zonder hoofdletters, een residu van de zestiger jaren, vermoed ik), die een beetje god is. Een bescheiden, vriendelijke god, zoals kinderen hem waarschijnlijk voorstellen: grijs haar en een grote grijze baard.

DSC00115

De gedachte schept het beeld. De gedachte brengt een ordening aan in de chaos. herman de vries heeft zijn gedachten en de natuur geordend tot kunstwerken. Onbedoeld bedoeld, onnatuurlijk natuurlijk. Een god die zijn eigen wereld schept. Een wereld waar alles klopt, omdat alles mogelijk is. Spelen met licht en donker. Gebruik maken van het enorme aanbod van de natuur. Alles is voorhanden. Je moet het alleen willen zien. Kijken is de kunst. Zien nog veel meer.

DSC00096

Het werk zet je in eerste instantie aan het denken: heeft hij die blokjes met opzet zo geplaatst, is de schaduwwerking zo bedoeld? Maar het denken maakt al heel snel plaats voor ervaren. Kijken, kijken, kijken. Opgaan in het beeld. Verrast, verbaasd, verrukt, verheugd. Gaandeweg ontdek je als vanzelf dat er veel aan het toeval wordt overgelaten. Hoe iets in de ruimte is geplaatst. Hoe iets op papier is terecht gekomen. Maar toch ook weer niet altijd; er zijn duidelijke aanwijzingen dat de hand van de meester zich heeft geroerd. Nadrukkelijk in een bepaald ritme gedwongen blaadjes, nauwkeurig uitgestalde sikkels, op de juiste afstand geplaatste schaaltjes met specerijen. De toevalstreffer is dan bijvoorbeeld de puntige uitloper van het blad en het extra lange steeltje. Of de dikte van de takken, de grootte van de doorns. Het verschil in grootte van het blad van de sikkel.

DSC00116

DSC00102

Indrukwekkend is een wand totaal gevuld met plastic mapjes met daarin plantjes op een velletje papier. Deze komen van een stukje grond van 16 dm2, 40 bij 40 centimeter. Fantastisch hoe hij dat heeft gerubriceerd -volgens een strak systeem- want elk plantje kun je op zijn eigen plaats weer terugvinden. Zo’n klein stukje grond, uitvergroot tot een hele wand. De vergankelijkheid de baas, hier is het goed geconserveerd.

DSC00108

Vergankelijkheid. Dat is het uitgangspunt van herman de vries. Dat is wat hij ons wil tonen. Waar hij ons van wil doordringen. De verandering die plaatsvindt in de natuur, door de natuur. Want een geplet blikje dat roest en scheurt door de inwerking van de elementen en de tijd, kan ook in een lijstje terechtkomen.

Vergankelijkheid is af te lezen uit een opstelling van schedels en botten van dieren. Of van vreemd gevormde takken en stronken. Hiervan kan de opstelling elke tentoonstelling weer anders zijn, net als de verandering die plaats vindt in de natuur. Toeval. Niets is blijvend.

DSC00114

Aarde in vele kleuren en verschillende soorten as smeert hij ritmisch uit over grote vellen papier en lijst het in. Honderden lijstjes zijn gevuld met takjes, blaadjes, steentjes, schelpen.

Op drie grote vellen papier zie je hoeveel bladeren zijn appelboom heeft losgelaten om respectievelijk een, twee en drie uur ’s middags. De bladeren zorgen zelf voor de compositie, het oog van de kunstenaar ontdekt hierin de schoonheid. Zijn intentie verheft het tot kunst en zijn handen voltooien het werk op ambachtelijke wijze. De toeschouwer, de kijker vervolmaakt het door zijn aandacht.

DSC00097

Heel bijzonder is de installatie: rosa damascena. Het topstuk van de tentoonstelling, een vloer vol rozen in knop. De aangename geur verspreidt zich door de gehele vleugel. En dat is de bedoeling; meerdere zintuigen worden aangesproken, ook de reuk wordt bij het ervaren van het kunstwerk ingeschakeld. Aardetinten rondom. Opgaan in het geheel. Heel stil worden. En beseffen hoe vergankelijk we zijn.

DSC00112

De weg terug in omgekeerde richting. De koeien zijn heel. Het gras is groen. Langs de kant van de weg ligt geel blad ongeordend uitgespreid in de bermen.

——————————————————————————————————————-

En natuurlijk wilden wij, als nuchtere Hollanders, ook weten hoeveel rozen….? Honderdacht pond. Door herman de vries eigenhandig uitgestrooid.

Tuinvereniging Zaandijk, een geschiedenis in notulen.

Deel 1. DE OPRICHTING

DSC00057

Op het bord boven de poort van ons tuincomplex staat de oprichtingsdatum van de tuinvereniging: 22 november 1938. Nu, in 2014, is de vereniging zesenzeventig jaar actief. In die periode is er enorm veel gebeurd, zowel in de Wereld als in het-wereldje-in-het-klein: Tuinvereniging Zaandijk.

DSC00091

De eerste vergadering wordt gehouden op 25 november 1938, ten huize van de voorzitter, de heer J. Pen. Dit is te lezen in het oude notulenboek, dat zorgvuldig bewaard is. Hierin hebben we een schat aan gegevens over de eerste jaren van de vereniging aangetroffen. Ik wil proberen om met behulp van deze geschiedenis-in-notulen de historie van onze vereniging te schrijven. Het wordt een vervolgverhaal. En heel misschien maak ik er een boekje van. In elk geval zal het met enige regelmaat op mijn blog verschijnen.
-Datgene wat cursief gedrukt is, is letterlijk uit de notulen overgenomen.-

DSC00093

Op de eerste bladzijde staat in keurig handschrift het verslag van die allereerste bestuursvergadering. Behalve de heer Pen waren aanwezig de heren C. Brinkman, K. Sikkes, en A. Hunze, die vermoedelijk de secretaris en daarmee notulist was. Bovendien is uitgenodigd de heer S. Woudt, van de Kooger Tuinvereniging: Hij verstrekt verschillende gegevens aangaande tuinwerk, enz.
Al vrijwel direct is de complete vergadering in mineurstemming, wanneer de brief van de heer van Exter ter tafel komt, waarin hij aangeeft zich terug te trekken als penningmeester, vanwege zijn doofheid. Ook de heer Rispens, die daarna is aangezocht, bedankt voor de eer. Gelukkig is de heer Has bereid om zich met de financiële zaken bezig te houden. Wij hopen dat hij zijn nieuwe functie met ambitie mag vervullen.
In de vergadering wordt besloten om circulaires, convocaties en contributiekaarten te laten drukken. Wat er verder is besproken melden de notulen niet, maar na verschillende besprekingen te hebben gehouden, sloot de voorzitter om half elf de eerste bestuursvergadering.

De volgende vergadering vindt plaats op 7 januari van het nieuwe, gedenkwaardige jaar 1939. De notulen worden voorgelezen en onveranderd goedgekeurd en ondertekend door de voorzitter, J. Pel. In dit verslag komt naar voren dat de heer C. Brinkman aanwezig is in zijn functie van gedelegeerde van de Stichting Werklozen Werk. De secretaris heeft verschillende nieuwe aanvragen gekregen om een tuin te mogen bewerken en daar kan vrijwel geheel aan worden voldaan. Helaas is er niet genoeg grond om nog meer aanvragen te honoreren; men moet geduld betrachten. Op deze tweede vergadering is aan de orde de vaststelling van het Reglement, hetgeen op de eerste Ledenvergadering verder besproken zal worden. De begroting is ook een duister punt, daar wij hoegenaamd niet over gegevens beschikken. Besloten wordt om voor de volgende vergadering de heer Woudt wederom uit te nodigen om inlichtingen dienaangaande. Uit de notulen van de daaropvolgende vergadering blijkt dat hij zich gaarne disponibel stelde, tot ons aller tevredenheid.

Op de Ledenvergadering zal blijken of men het eens is met de voorgestelde begroting. Er is flink bezuinigd op het zaad, maar er moeten ook zaken worden aangeschaft, onder andere een kruiwagen, baggerbeugel, walhaak en een rietmes. De prijsopgaaf van de heer Poulain blijkt te hoog, waarna besloten wordt dat de voorzitter en de secretaris naar Purmerend zullen afreizen, om de spullen te kopen. Verder meldt de heer Brinkman, dat behoudens goedkeuring der Gedeputeerde Staten, door de Gemeente Zaandijk nog meer tuingrond beschikbaar wordt gesteld, wat wij ten zeerste op prijs stellen, aangezien het gratis in bruikleen wordt gegeven. De voorzitter geeft de secretaris ter overweging om een dankbetuiging te richten aan B en W, voor de medewerking, wat hij ook zal doen.

Op dit punt komt voor het eerst de poort* ter sprake. Men wil een betere afsluiting van de tuin. Ieder moet een sleutel aanschaffen ter waarde van vijfentwintig cent. De penningmeester zal zich hiermee belasten.
Verder besluit men om degene bij wie de vergadering wordt gehouden een kleine vergoeding te geven voor thee en sigaren. De heer Brinkman wordt hartelijk bedankt voor het typen van de begroting. En de vergadering wordt om half elf gesloten.

*Het zal blijken dat ‘de poort’ regelmatig, tijdens al die jaren, een heet hangijzer zal zijn. En dat is hij nu nog steeds!

Belofte maakt schuld

DSC00057

“Heb je gezien hoe netjes de poort is?” Cees kijkt me hoopvol aan. “Hij is natuurlijk niet nieuw meer, die roestbak, maar opgeknapt is-ie.” Dat moest ik beamen, ik was er tenslotte net zelf doorheen gekomen. “Heel netjes gedaan, en zo’n frisgroene kleur. Mooi!” Maar hij was nog niet klaar, bromde hij. De zijkanten ging hij nog verven, maar dan moest eerst het prikkeldraad wat erom heen zit – helaas nodig om vernielzuchtige lui buiten de deur te houden – verwijderd worden. Iemand zou hem daarbij moeten helpen, daar ging hij zich niet in zijn eentje aan wagen.
En dan het bord, boven de poort. Dat ging mee naar huis. Dan kon hij dat op zijn gemak overschilderen. Die letters waren behoorlijk lastig; daar moest hij echt voor gaan zitten.

“Die nieuwe tuinder, waar je het laatst over had, komt-ie nou nog of hoe zit dat?”, vraagt hij een beetje bars. Ik had hem gevraagd bij het overhandigen van de sleutel te zijn, uit hoofde van zijn functie als tuincommissielid. Ik leg hem uit dat er wat nieuwe ontwikkelingen zijn, waardoor de nieuwe tuinder waarschijnlijk een betere plek zal kunnen krijgen. Er zijn mensen die stoppen met tuinieren, dus die tuinen komen vrij. Tuinen met een betere ligging en daardoor met veel meer zon dan op de eerder aangeboden tuin. Hij knikt, hij weet ervan. “Dus dat komt nog?” “Je hoort van me”, zeg ik, wat luider om de langs denderende trein te overstemmen.

Dan moppert hij nog een beetje over het slechte onderhoud van het schilderwerk van de kantine. – Een groot woord, trouwens, voor een hokje van vier bij drie. – Eens een schilder, altijd een schilder, dat blijkt maar weer. Hij wijst naar het kasje op zijn tuin. “Kijk, dat is ook oud, maar ik onderhoud het goed. Net een nieuw raam erin gezet en geschilderd. Zo houd je je spullen in orde.” Tenslotte wijst hij naar de brug. “Als we nou twee-en-een-halve liter groene verf aanschaffen, dan kan alles in één keer. Dan ziet het er voor de winter weer knap uit.” Ik verzeker hem dat ik het zal regelen.

“Dus die poort vind je netjes?”, wil hij nogmaals weten. “Ik heb er gisteren zelfs een foto van gemaakt”, zeg ik. “Kun je die niet op internet zetten?”, vraagt hij, met een grijns. “Ik schrijf er een blog over, oké Cees?” “Ja”, zegt hij, “ja, doe dat.”

En met een nog grotere grijns loopt hij naar zijn fiets.

——————————————————————————————————————-

Om privacyredenen is de naam Cees gefingeerd.