Ze werd met een schok wakker. Er was iets. Ze keek naast zich. Daar lag haar prachtige jongetje. Heel stil. Te stil. Te bleek. Ze hield haar vinger onder het neusje. Niets. Geen zuchtje. Ze aaide het over de wangen. Koud. In het zachte schijnsel van het olielampje zag ze zijn bleke gezichtje. De paniek sloeg toe. Haar kind! Haar trots! Levenloos lag hij in haar armen.
Grote schaduwen bewogen op de muur toen ze voorzichtig overeind kwam. Haar kamergenote was vast in slaap. Het kindje naast haar onder de deken.
Zachtjes sloop ze naar haar toe. Het kind in haar armen woog zwaar. Ze legde het snel neer en nam het warme, blozende, ademende kind op. Haar bed was nog warm toen ze zich samen met het kind te ruste legde. Haar hart bonkte. Was het verkeerd wat ze deed? Natuurlijk was het verkeerd. Het hoefde niet uit te komen; niemand had iets gemerkt. En bovendien: ze zou zo ontzettend goed voor dit kind zorgen.
Voor de tweede keer die nacht kreeg een moeder de schrik van haar leven. Doodse stilte. Een intense kou. Geen beweging. Maar, was dit stille, tere, bleke wezentje haar zoon?
De man op de troon bad om wijsheid. Had hij ooit eerder over dood en leven moeten beslissen? Van wie was het levende kind? Hij verhief zijn stem. “Dus jullie beweren beide dat het dode kind de ander toebehoort? Breng mij een zwaard!”, echode het door de zaal.
Hij keek naar het door beide vrouwen begeerde kind. “Ieder de helft”, beval hij. “O”, riep de moeder, “geef het haar dan maar. Laat dit kind niet ook nog sterven!” De koning wist genoeg. Tranen drupten op het gezichtje toen de vrouw haar kind teder in de armen sloot.
Zo werd Salomo’s wijsheid hem door ware moederliefde geopenbaard.
——————————————————————————————————————-
Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin je het woord waar het om gaat niet mag noemen. Deze keer was het verboden woord: verdelen.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/