Over premature eikels, een ongeremde tante en een geheim

20150729_113247

Geheimen. Wie heeft ze niet.
Er is iets raars mee aan de hand. Geheimen die bewaard, zelfs gekoesterd worden, staan toch altijd te dringen om naar buiten te mogen. Weg uit het heim, het huis, waar ze zo veilig achter slot en grendel worden gehouden. Het broeit en gloeit. Net zolang tot er dan eindelijk iemand in vertrouwen wordt genomen: kun je een geheimpje bewaren? Daar gaat het geheid mis. Wat voor de één een geheim is, is voor de ander een spannend verhaal waar hij lekker mee kan scoren. Weg geheim.

In onze familie tieren de geheimen welig. Zoals in elke familie, waarschijnlijk. En elke keer wanneer wij, de vijf nichtjes, bij elkaar komen, worden die geheimen druk besproken en gedeeld. Onze jongste nicht, M, weet nog het meest. Die is vroeger regelmatig bijgepraat door haar moeder. We hangen dan ook aan haar lippen tijdens onze bijeenkomsten.

Het is altijd een hele toer om een geschikte datum te vinden voor een gezamenlijk treffen. Maar afgelopen zondag was het weer eens zover. Met zijn vieren (M, A, G, en C) zijn we met de auto van M op weg naar nicht AJ en haar moeder, onze laatste tante. Tijdens de rit van ruim een uur valt er al heel wat te kletsen. We rijden langs Hendrik Ido Ambacht en daar is de eerste roddel al. Toen oom K en tante J hun dertiende kind verwachtten waren de namen zo’n beetje op. Opa’s en oma’s waren allemaal al vernoemd. Wat nu? De plaatsnaam bracht uitkomst. Hendrik Ido zou het tweede kind in het gezin worden met een dubbele doopnaam. Natuurlijk is dit niet echt een roddel, en ook geen geheim, maar een leuk weetje. En bijzonder dat hij toevallig ook jarig is.
Nicht zet er flink de sokken in. Als we in de verte de namaak Sint Pieter boven de bomen zien uittorenen, weten we dat we er zo ongeveer zijn.

We laden het proviand voor de lunch uit. Nicht AJ is al een paar dagen in het huis van haar moeder. We scharen ons rond de tafel met koffie en overheerlijke appeltaart, volgens het geheime recept van nicht A. En verder gaat het gesprek weer. Over de tante die bij haar moeder bleef wonen, tot het laatst toe voor haar zorgde, zichzelf wegcijferde en toch op latere leeftijd nog aan de man kwam. Over de trouwdatum van opa en oma en de geboortedatum van hun eerste kind, drie maanden daarna. Over twee geloven op één kussen. Over…..

We hakken de lunch in tweeën en gaan doen waarvoor we eigenlijk zijn gekomen: Tante A bezoeken in het revalidatiecentrum. Daar zit de dame, chique gekleed, op ons te wachten in haar rolstoel. Een scheurtje in de heup is geen pretje, maar ze slaat zich dapper door alle ongemakken heen. Geen gepiep, maar een gezellig gesprek en interesse voor de bezoekende nichtjes. Een bijzondere vrouw.

We nemen haar mee naar buiten. Wat een ravage na de storm van gisteren. Takken, groen blad, de eerste eikels van het jaar, onvolgroeid van hun tak gerukt.
We strijken neer op een terras. En daar gebeurt het. Dochter zet haar moeder met rolstoel en al aan een tafeltje. Terwijl iedereen het zich gemakkelijk maakt, zien we plotseling het gezicht van tante verkrampen. Ze spert haar ogen wijd open, ze roept, klemt zich uit alle macht aan de leuning vast. En in razende vaart rolt ze achteruit, weg van de tafel. De rem! Vergeten! Gelukkig wordt er adequaat gehandeld en zit ze snel weer, licht trillend, achter haar kopje koffie.

Later, als tante weer veilig terug is en zij beloofd heeft een dutje te gaan doen, maken wij de rest van de lunch soldaat. Dan komt het gesprek op de merkwaardig gevulde fotolijst aan de muur. Een lijst met trouwfoto’s van alle ooms en tantes, keurig netjes gerangschikt. We zien onze ouders op hun best. Jong en mooi en stralend. De foto van de pas laat getrouwde tante ontbreekt. En vanaf de plaats die perfect zou zijn geweest voor haar trouwfoto, kijkt ons een onbekend echtpaar lachend aan. We zien totaal niets bekends. Wie vond het noodzakelijk om die foto erin te doen? En waarom? We kunnen het aan niemand meer vragen. Het gespeculeer is uiteraard niet van de lucht. Al met al voelen we ons behoorlijk voor de gek gehouden.

Dit is nu een echt familiegeheim. En dat zal het blijven ook. Er wordt geen tipje van de sluier meer opgelicht.

20150726_121407

Spaanse Streken

20150313_152415

Hier moet het zijn. Ze parkeert voorzichtig aan de kant van de weg en stapt uit. Ze loopt om de auto heen, blijft achter de vangrail staan. Doodeng vindt ze het, dat gapende ravijn aan haar voeten. Hier is het dus gebeurd. De warmte valt als een verstikkende deken over haar heen. Het is stil, op wat zoemende insecten na.

—————–

Ze had hem gekend. Niet heel goed, maar goed genoeg om op weg naar haar vakantiebestemming de plek te bezoeken. DE plek. Ze zou hem nooit meer zien op de verjaardagsfeestjes van een van haar beste vriendinnen. Nooit meer zou ze hem bellen om hem zich dan te horen voorstellen in rap Frans: Martìn! Met nog een hele riedel ervoor die ze nooit kon volgen. Nooit meer lollige opmerkingen over haar oorbellen: “Hang jij het kubisme aan?” “Nee, het is juist andersom.”

Martin, met zijn Duitse tongval. De gedreven Martin. De reis met zijn vrouw door Zuid-Amerika had hij uitgebreid beschreven. Lange brieven stuurde hij rond. Van zijn nieuwe plannen hoorde ze via de gezamenlijke vriendin: een biologisch boerenbedrijfje beginnen in Spanje. Een droom, die alleen kon uitkomen door hard werken. Onderdak bieden aan mensen die het net niet helemaal gemaakt hadden. Ze weer op het spoor zetten van het gewone leven, van werken, eten, slapen.

In het kleine dorpje vielen ze op. Veel mensen waren al weggetrokken naar de grote stad. Maar de overgebleven boeren, die de laatste drie huisjes bewoonden, maakten zich kwaad: die vreemdelingen verstoorden hun gewone leven; er kwam te veel onbekend volk in het dorp. Allemaal meehelpen op die boerderij. En van wie was die grond hier eigenlijk? Niet van die Hollandse Duitser toch zeker?

Op een dag keek zijn vrouw herhaalde malen verontrust de weg af. Was hij nu nog niet terug van die paar boodschappen? Hij was echt niet iemand die een pakje sigaretten ging halen om nooit meer terug te komen. Er was iets gebeurd, ze wist het zeker.

Lange jaren en vele zoektochten later werd de uitgebrande auto in het ravijn gevonden. Kleding en menselijke resten. De zoons van de buurman bekenden. Eindelijk was de zaak opgelost.

———————

Ze schopt een steentje weg en hoort het ratelend de berg afrollen. Ze rilt. In gedachten neemt ze afscheid. Het is goed zo.

Ze heeft hier nu niets meer te zoeken. Ze start de motor: Madrid, here I come!

De straat van de vissende kat

img098

Waarschijnlijk heeft iedereen wel een “oom Hans”. Een oom die net iets bijzonderder is dan de andere. Ik had er in ieder geval één. Hij stak met kop en schouders boven de andere ooms uit. Die hadden ook iets speciaals, interessante beroepen bijvoorbeeld. Of een auto. Misschien komen ze ook ooit nog eens aan bod, maar nu gaat het over deze oom. Er stond Mr. voor zijn naam. Hij was journalist. Een journalist die ook boeken schreef. Een oom die met andere schrijvers optrok. Een oom die mij op het spoor heeft gebracht van de druksels van H.N. Werkman, over wie ik mijn scriptie schreef op de kweekschool.

Het was 1965. Ik was geslaagd voor HBS-A. Oom Hans nam mij mee naar Parijs. Voor onderweg nam ik zijn zojuist verschenen boek mee: Moordenaarswerk. Alles was goed voorbereid. Mijn ouders kregen een kaart van hun zwager, met daarop in het kort hoe we naar Parijs zouden reizen (per trein) en waar we zouden verblijven (in een “net” hotel). En dat we na drie dagen door zouden gaan naar de Dordogne, waar mijn tante, nichtje en neefjes verbleven.
Mijn moeder naaide nog wat leuke jurken en een tas voor de vakantie. Een beetje speciaal ook; we gingen ten slotte naar Parijs, de stad van de mode!

O, Gare Du Nord! O, Champs Élysées! O, Rue Du Chat-qui-pêche! O, Quartier Latin! Het Louvre, het Luxembourg, de Tuillerieën. De Eiffeltoren, de boekenstalletjes langs de Seine. Montmartre, de Sacré Coeur. Alles heeft hij me laten zien, die bijzondere oom, die eigenlijk liever in zijn eigen kamer verbleef, tussen zijn vrienden de boeken. Maar die nu zijn nichtje kreeftensoep leerde eten, die haar meenam naar een Viëtnamees restaurant. Die ervoor zorgde dat we in een ander hotel terechtkwamen dan gepland, omdat wij niet in één bed wilden slapen (het idee!), maar in aparte kamers. Die ’s morgens bij het ontbijt de garçon riep, omdat er onder het kannetje hete melk een dikke klont kauwgom zat vastgeplakt.

Het was een bijzondere reis, waar ik nog steeds dierbare herinneringen aan bewaar. Ik ben naderhand nog vaker in Parijs geweest. Nooit meer was het als toen, die eerste keer. Altijd weer zag ik het vriendelijke gezicht van oom Hans en hoorde ik zijn prettige stem die mij vergastte op leuke anekdotes. En altijd keek ik uit naar dat smalle straatje, dat zo tot mijn verbeelding sprak: de Rue Du Chat-qui-pêche.

——————————————————————————————————————-

Met dank aan mede-blogger Wllm Kalb, die mij op het spoor zette van Oom Hans!

Een dierbare herinnering

img037

De oude vrouw lag roerloos in bed. De lakens opgetrokken tot aan haar kin. Het gerimpelde gezicht straalde berusting uit. Het was goed zo. Het leven was geleefd. Dit waren haar laatste uren.

Het was aangenaam koel in de torenkamer. Door het openstaande raam zag zij de wolken voorbijrazen langs de grijze lucht. Het rook naar regen. In de open haard doofde langzaam het vuur. Weldra zou de nacht invallen. Haar kleindochter zou komen om de kaarsen aan te steken. Met vertedering dacht zij aan het lieftallige meisje. Net zo mooi als zij in vroeger jaren was geweest. Het lange zwarte haar omlijstte het blanke gezichtje, waarin de blauwe ogen schitterden als sterren. De bloedrode mond steeds tot glimlachen bereid.

Gedachten aan haar eigen, tragische jeugd drongen zich steeds vaker op. Ze moest haar kleindochter eindelijk het verhaal vertellen, besloot ze. Voor het te laat was. Ze had de dood al wel vaker in de ogen gekeken, maar deze keer was het menens.

De deur knarste. Het meisje stapte met lichte tred de kamer in. “Grootmoeder?” “Kind, wil je me in mijn stoel helpen? Ik wil de bossen en de heuvels zien.” Het meisje pakte de donkerrode fluwelen kamerjas. Toen ze de ceintuur strikte, schrok de oude vrouw op. Even maar. Ze liet haar begaan. Ook toen het meisje een benen kam uit haar schortzak haalde en het volle grijze haar begon te kammen. “Grootmoeder, je ziet er nog steeds prachtig uit.”

“Kom bij me zitten, mijn kind. Ik wil je wat vertellen. Iets van heel lang geleden. Ik vertel het jou, zodat dit verhaal niet verloren gaat.” Het meisje schoof een stoel bij. Ze pakte een appel van de schaal en poetste die op aan haar jurk tot hij glom als een spiegel. De vrouw keek ernaar, glimlachte en begon……

…… “En toen ik daar lag, in die glazen kist, was ik tot niets meer in staat. Maar ik wist wat er om me heen gebeurde. De kleine mannetjes waren ontroostbaar. Ik kon ze niet vertellen dat ik ze hoorde, dat ik wist van hun verdriet.

Op een zachte lentedag was het zover. Ik hoorde paardenhoeven. En ik wist dat er iets moois ging gebeuren. Plotseling voelde ik het. Twee zachte lippen op mijn mond. Ik opende mijn ogen en ik wist dat het leven begonnen was.

Ja, kind, je hebt hem goed gekend: de vader van jouw moeder, je grootvader.”

Eigenheimers

DSC08790

Ze zijn er in vele soorten en maten
Aardappels met de prachtigste namen
Mozart en Annabel
Roseval, Opperdoezer ronde
Muizen en rattes de Provence

Je hebt vroege en late
Eersteling bijvoorbeeld
Laat weinig aan de verbeelding over
Ook de Frieslander is er vroeg bij

Maar op dit terrein
Staan er vooral “eigenheimers” op de tuinen
Baas van hun eigen lapje grond
Ieder met zijn eigen aanpak
Nooit om een praatje verlegen

Goede raad is te geef
Van vader op zoon is er niet meer bij
Dus elk gewillig oor is een uitkomst
De tegenprestatie is slechts
Een kwartiertje van je tijd

Na honderd dagen drijven zij
De spitvork diep de aarde in en
Worden de piepers gerooid
Rood, bleekwit en paars
Rollen ze van het vergeelde loof
Geen krieltje ontsnapt aan het oog
Schatgraven is het

Met kruiwagens tegelijk
Worden de troostrijke knollen
Door de trotse tuinder
Naar huis gereden

Nu maar hopen
Dat ze kruimig zijn