De man stapte in de tram bij de halte Concertgebouw. Ze keek op van haar e-reader en registreerde direct: een morsige man. Wat stond hij daar nou toch te klungelen. Al zijn zakken te bekloppen voor hij zijn ov-kaart te pakken had. Hij bestudeerde hem uitvoerig en hield hem tegen de scanner. Het piepje weerklonk en de kaart verdween in de binnenzak van zijn jasje. Dat jasje! Vlekkerig en gekreukt. Maar toch. Je kon zien dat het maatwerk was. Een duur colbertje. Lang geleden gekocht, waarschijnlijk. Er zat niet veel vorm meer in. Doordat het los hing had ze zicht op de vaalgrijze, pluizige lamswollen trui. Dat was ook geen goedkope aanschaf geweest, ooit. Daaronder een blauw-wit gestreept overhemd. Natuurlijk. Weinig fantasie. De ribfluwelen broek zat slobberig om zijn benen. De cognackleurige leren schoenen hadden betere tijden gekend. Toch waren het peperdure Van Bommels.
En zij. Zij zat daar in haar keurige rok, een gloednieuwe zwarte panty en kekke laarsjes. Chique regenjas. Verzorgd als altijd.
Ze voelde dat hij keek. Het was verleidelijk. Ze keek terug. Nu pas zag ze de bruine versleten leren aktentas in zijn linkerhand. Hij was leraar, vermoedde ze. En alleen. Nooit getrouwd, behalve misschien met zijn werk. Ze wist het bijna zeker. Ze was gespecialiseerd. Ze liet haar blik langzaam omhoog glijden. Zijn gezicht was wat pafferig. Slecht geschoren. Zijn waterige blauwe ogen hadden iets droefs.
O, had ze maar niet gekeken. Nu bleef dit beeld haar de hele middag bij. Dit was iets waar ze niet tegen kon. Ze wilde dit soort mannen altijd redden. Die innerlijke drang was bijna te sterk. Ze wist tegelijkertijd dat er geen redden aan was. Ervaring, noemde ze dat. Ze had het al eens geprobeerd. Meerdere keren zelfs. Ze wist ook dat de pijn die ze nu voelde zou slijten. Langzaam zou wegebben. En dat ze dan weer zo’n morsige man zou treffen. Later. Ergens.
Halte De Boelelaan. Hij stapte uit. Zie je wel, ze had het goed geraden. Docent aan de VU natuurlijk.
Haar wereldbeeld stortte met donderend geraas ineen, toen ze zag hoe hij zich in de armen wierp van de bloedmooie vrouw die aan de overkant van de straat stond te glimlachen. Ze zoenden hartstochtelijk. Onder een knalrode paraplu verdwenen ze.
Verkeerd gegokt. Een ander soort pijn verbijtend, wist ze het zeker: een volgende keer zou ze direct in actie komen. En hoe!
——————————————————————————————————————-
Het plaatje komt van het internet.