Gestrikt

20151230_105017Ze zette zich behoedzaam op een plaats bij het raam. Het was niet vol in de coupé. Met haar handtas op schoot zwaaide ze naar de man op het perron. Hij lachte en gebaarde dat ze even moest bellen als ze thuis was. Ze knikte. Het verwarde gevoel dat haar al de hele dag plaagde, verdween maar niet. Eigenlijk werd het steeds sterker. Het fluitje klonk, de trein zette zich in beweging. Ze zwaaide nog een keer. Voor het laatst? Ze wist het niet. Ze moest eens geducht bij zichzelf te rade gaan hoe ze dit aan zou pakken.

Goed, hij was weduwnaar en haar man was al jaren geleden gestorven. Wat dat betreft was er geen vuiltje aan de lucht. Maar toch. Ze had zich neergelegd bij een leven alleen. Ze zuchtte diep en maakte haar handtasje open. In het zijvakje, achter de rits, vond ze het glanzendwitte doosje. Ze haalde het eruit en deed het voorzichtig een beetje open. Daar lag het. Een kleine gouden broche. Een strikje. Het glansde in het late zonlicht. “Ik heb lang getwijfeld”, had hij gezegd, “maar ik wil je dit graag geven. Je weet toch……”

Ze staarde naar buiten. Kwam het door de laagstaande zon dat haar ogen traanden? “Vervoersbewijzen, alstublieft!” Ze overhandigde het kaartje. De conducteur keek haar vriendelijk aan. “Toch geen problemen, dame?” Ze glimlachte. Schudde haar hoofd.

Terwijl ze de weilanden langs zag flitsen probeerde ze de rondbuitelende gedachten onder controle te krijgen. Ze waren oude vrienden en kenden elkaar zo goed. Hij was charmant, aardig, vitaal. En zij, op een pijntje hier en daar na mocht zij er ook nog zijn. Stiekem had ze ook weleens gedacht…..

Over twee dagen was het nieuwjaar. Een verrassend jaar, besloot ze, terwijl ze het gouden strikje op haar mantel speldde.

——————————————————————————————————————-

Dit is een verhaal in de categorie WE-300(voor meer verhalen klik op de link), een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: gezondheid.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/

Herkenning

DSC00344

Dat jij het nu net moest zijn hier op mijn arm
Met dat stille lachje kleine rakker
Ik ken jou al langer dan vandaag

Jij gestold stof van lichtjaren ver
Vond mijn schoot blindelings
Op de tast en zo zeker als
Een plus een drie is

Stof, fijn glinsterend sterrenstof
Goud voor het haar en mangaan voor het oog
Waaierde uit, ving licht, sprankjes hoop

Jezus, wat goed dat je hier bent
Mijn God
Dat wij elkaar kennen is zo zeker
Als zonlicht weerkaatst op de maan

De dans is begonnen en wij
Wisselende gedaantes
Kijken en zien en
Wervelen mee in weerwil van onszelf

En lachen, geen schaterend niets
Maar fijntjes, herkennend lachen
Oog in oog genietend voor even
Het weten in een flits en voorbij

Verbergen wij onze tranen tot later
Als er geen later meer is
Als het hout ons kluistert aan de aarde
En de nacht zich over het gebeente ontfermt

Cadeautje

rose
Ze zet een vrolijk feesthoedje op
En kijkt me uitdagend aan
Ze fluit schel een paar tonen
Grijnst
En huppelt weg in haar roze tule jurk

Naar buiten
Waar gele bladeren feestelijk
Opwaaien in de wind
Ze duikt op achter de heg
En wervelt weer naar binnen

De frisse buitenlucht volgt haar op de voet
En vlecht zich door haar lange haar

De kaarsjes op de taart
Spiegelen in de grote dromerige ogen
Haar blik dwaalt door de ruimte

Ik probeer hem te vangen
Het lukt
Nu steekt ze haar tong door het gat
Waar gisteren nog een melktand
Aan een zijden draadje hing

De Mona-Lisa-glimlach van een meisje
Van zeven
Een waardevol geschenk

Gekke vragen!

mooiZe zeiden het weleens, in de klas: “Juf, dit is een gekke vraag, maar…” Waarop mijn eerste antwoord altijd was, dat er geen gekke vragen bestaan. Misschien wel gekke antwoorden, als ze bijvoorbeeld niet bij de vraag passen, of de vraag geen recht doen. Maar een vraag is een vraag. Ik drukte ze op hart altijd vragen te blijven stellen. Van vragen stellen word je wijs.

De vraag stellen is hem namelijk in feite al beantwoorden. Dat je op een vraag komt, geeft aan dat je al aan het denken bent gezet over een bepaald onderwerp, of een bepaald probleem. Heel vaak was dus mijn wedervraag: “Wat denk je zelf? Hoe denk jij dat het is? Vertel eens wat je al weet. Heb je een vermoeden hoe het (ook) zou kunnen?” Dan kwam er een grappig proces op gang. Je zag het aan de gezichten: er werd (na)gedacht.

Natuurlijk kun je kant-en-klare antwoorden proberen te geven, maar dan gebeurt er niet veel in een kinderhoofd. Het is heel goed kinderen aan het denken te zetten, zodat ze met hun eigen oplossingen komen. Daar worden ze pas echt wijs van. En tevreden. En in een enkel geval euforisch: dat heb ik helemaal zelf bedacht, ik ben er zelf uitgekomen, terwijl ik dacht dat het een echt moeilijk probleem was.

Natuurlijk kun je behulpzaam zijn en meedenken. Liefst hardop. En dat kun je het beste in vragende vorm doen. Kinderen zullen dit overnemen en al (be)redenerend naar de antwoorden op hun vragen komen. Van heel ‘eenvoudige’ vragen (bestaan die wel?) tot ‘ingewikkelde(r)’ (bestaan die?). Ook zullen ze ontdekken dat er in veel gevallen meerdere antwoorden mogelijk zijn. Geleidelijk aan zullen ze er achter komen dat er niets vast staat in het leven.

Maar. Er blijken ook vragen te zijn, waar helemaal geen antwoord op wordt verlangd door de vraagsteller. In het dagelijks leven worden we door instanties bestookt met de meest onzinnige vragen. Het zijn geen filosofische vragen waar je wijzer van kunt worden. Vragen die je nu eens even goed aan het denken zetten. Nee. Het zijn vragen die de hebzucht (kunnen) opwekken. Of ergernis.

Dus toch gekke vragen. Op de radio hoor je in de reclame van de NS: “Waar ga jij naartoe vandaag?” De ABN-AMRO vraagt: “Wat is jouw verhaal?” Obvion hypotheken is benieuwd: “Hoe wil jij wonen?” Lidl, klantgericht: “Waar kies jij voor?” NH Hotels wil weten: “Welk uitzicht kiest u deze winter?” Met Allerzielen was het: “Voor wie steek jij een kaarsje op?”

Ik zou wel eens willen weten waar deze trend vandaan komt. Is er iemand benieuwd naar de antwoorden? Absoluut niet. De bedoeling is dat wij gaan beseffen wat we tekort komen. En daar dan zo snel mogelijk verandering in brengen.

De stomste vraag tot nu toe hoorde ik laatst bij Ikea: “Hou je van wonen?”, schalde het door de luidsprekers.
Vraag dat maar eens aan al die vluchtelingen, dacht ik, en wacht op het antwoord.
En luister! (Met een uitroepteken, ja.)

Spelletje van het universum?

img086

Begin van de avond, zeven uur. Ze ruimt net de laatste resten van de afwas op als de bel gaat. Ze pakt werktuiglijk de portemonnee uit haar tas en doet de deur open. De vrouw met de rode collectebus kent ze wel. Zo’n zes keer per jaar belt Ria aan voor een collecte. De goede ziel. Zelf heeft ze het ook niet makkelijk, ‘maar een ander kan het nog moeilijker hebben’, is haar stelregel. Terwijl ze een muntstuk door de brede gleuf laat glijden, vraagt ze: “Alles goed?” Ria heeft op dat sein gewacht en brandt los. Over de moeilijkheden thuis. Ziek en zeer, en de krappe beurs. Maar ook dat ze goede hoop heeft dat ze met de kerst uit de schuldsanering zullen zijn. En dat ze bijna klaar is, nog drie adressen. Het is koud en donker, het wordt tijd om het rondje af te maken en naar huis te gaan.

Ze draait de deur op slot. Deze vrouw kent ze al zo lang. Ze heeft Ria’s zoon in de klas gehad. Een bijzondere jongen. Geen geweldige leerling, maar aardig. Té aardig, misschien? Beïnvloedbaar, dat ook. Af en toe komt ze Peter nog wel eens tegen. Hij is altijd vriendelijk, net als zijn moeder. Al lang het huis uit, maar hij heeft nog steeds zijn leven niet op orde. Gelukkig is het uit met zijn vriendin, vertelde Ria bij een van de vorige collectes. Die had hem het ziekenhuis in gestoken.

Altijd zijn er moeilijkheden geweest. Toen Peter nog maar tien jaar was, overleed zijn vader aan kanker. Het heeft de jongen voor het leven getekend. De nieuwe man van Ria is een goeierd, maar heeft niet al te veel in zijn mars. Geen echt probleemgezin, meer een gezin met problemen. Het nakomertje, de halfbroer van Peter, leert moeilijk en gaat naar een speciale school buiten de streek. Het is altijd sappelen. Kleine baantjes, een krantenwijk, schoonmaken. Maar wel de wil om het zoveel mogelijk zelf op te lossen. Wat niet altijd lukt, uiteraard. Je zou het ze zo graag gunnen.

Hoe lang is het nu geleden dat Peter bij haar in groep acht zat? Achttien jaar? Ze komt hem wel eens tegen. Altijd zwaait hij vriendelijk. Hij zwerft van het ene onderkomen naar het andere. Er hangt een zweem van onvermogen om hem heen.

Ja, de collecte voor het Leger des Heils brengt heel wat gedachten op gang.

Dan wordt het vijf december, Sinterklaas. Is dat niet het feest van elkaar anoniem ergens mee verrassen? Van geld door een raam gooien, zodat het precies in de schoentjes van drie maagden terecht komt? Ze zal een briefje van twintig in een envelop doen en bij Ria in de brievenbus gooien. Simpel gedichtje erbij, groeten van Sint. Geen haan die ernaar kraait. Ze woont in de buurt, dus het is zo gepiept.

Het is avond. De envelop ligt klaar. Er zit niets meer in haar portemonnee, dus maakt ze aanstalten om naar de pinautomaat te lopen. Dan gaat de bel. Ze doet open en kijkt in het verlegen lachende gezicht van Peter. Ze heeft hem zeker een jaar niet gezien. Nog nooit heeft hij bij haar aangebeld. Ze kijkt hoogst verbaasd. Nog verbaasder is zij, wanneer het tot haar doordringt welke vraag hij haar stelt: “Juf, heeft u misschien twee tientjes voor me? Ik ben helemaal blut en dinsdag krijg ik weer geld, dan betaal ik u meteen terug.” “En je moeder….?” “Mijn moeder heeft ook geen geld, niemand heeft geld…”, klinkt het mat. “Kan het? Twee tientjes? Ik zal mijn identiteitskaart bij u achterlaten als u wilt….”

Ze begrijpt er niets van. Wat is dit voor spelletje dat het universum met hen speelt? Twee tientjes, twintig euro had ze in gedachten voor zijn moeder. Ze zegt hem, dat ze het de volgende dag voor hem heeft klaarliggen. De zoon heeft het misschien nog harder nodig? “Voor eten”, zegt hij nog, “en de huur.” Hij wrijft zijn koude handen. “Wil je wat eten?”, vraagt ze, “heb je honger?” “Nee, dank je wel, juf. Ik ga. Je krijgt het echt dinsdag terug. En fijne Sinterklaas. Tot morgen.” Met hoog opgetrokken schouders beent hij weg in de donkere avond, god mag weten waarheen.

En zij is nog steeds niet van haar verbazing bekomen.

——————————————————————————————————————-
De volgende ochtend pint ze twintig euro. Om tien uur staat hij op de stoep. Ze tekenen een contractje en spreken af dat dit een eenmalige actie is. Gehaast fietst hij weg. “Voor eten?”, denkt ze, “voor de huur?” Twijfel bekruipt haar.

Ze maakt een kop thee. Blindelings pakt ze een zakje uit de doos. En weer speelt de verbazing haar parten.

20151206_093644

——————————————————————————————————————-

De namen zijn gefingeerd.

Als ik het over mocht doen….

DSC01607“Als ik het over mocht doen….” “Wat dan?”, vroeg ze gespannen, “wat zou je dan doen?” Hij staarde dwars door haar heen naar buiten. Het regende al de hele ochtend. Ze hadden alles gedaan wat ze elke zaterdag deden. Uitslapen, ontbijten, de krant lezen, koffie drinken. Die sleur…. Hij zuchtte. “Ach, niks. Overdoen is geen optie, toch?” Hij deed zijn best om neutraal te klinken en probeerde zelfs een glimlachje te forceren. Aan haar ogen zag hij dat het geen effect had. Hij had het zich niet moeten laten ontglippen. Hij zat al in een lastig parket; waarom moest hij het zichzelf nu nog moeilijker maken.

Hij haalde diep adem. “Als ik het over zou doen, dit kloteleven, dan zou ik nooit in dit gat gaan wonen. Sterker nog, ik zou een camper kopen en de wereld rondtrekken. Mijn kostje bij elkaar scharrelen met een baantje hier en daar. Ongebonden. Vrij…. “ Ze keek hem aan. Tranen stonden in haar ogen, maar ze verbeet ze. Huilen hielp niet. Ze was hem kwijt, zoveel was wel duidelijk. Hadden ze nu maar kinderen gehad. Ze legde haar handen op haar buik. Nooit zou ze weten hoe het voelde wanneer… Een onderzoek had hij niet nodig gevonden, bang als hij was dat het aan hem zou liggen. Nu was het te laat.

“Elsie is zwanger.” Hij zei het onbewogen, maar zij hoorde meer dan alleen die koude woorden. Elsie, haar beste vriendin, werd moeder. “Wie is de vader?”, wilde ze vragen, maar ze wist het antwoord al.

Ze vond zichzelf terug op een parkeerplaats in de Ardennen.
Toen alles nog mooi en goed was kwamen ze hier jaarlijks. Ze wist het kapelletje blindelings te vinden.

“Maria”, fluisterde ze. Woord voor woord, letter voor letter spreidde ze haar intense verdriet voor deze troostvolle moeder uit.

——————————————————————————————————————-
Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: spellen.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/