“Wat is dit?”, vroeg oom Edward met een vies gezicht terwijl hij met zijn wijsvinger priemend op zijn bord wees. “Wat moet dit groene spul voorstellen? Boerenkool soms?” Emma keek strak naar haar bord, waarop hetzelfde lag. Ze voelde dat ze een vuurrood hoofd kreeg. Het koude zweet brak haar uit. ’t Liefst was ze nu opgelost, onzichtbaar geworden voor die blonde man aan het hoofd van de tafel. Hij had net de worst in stukken gesneden: de helft voor hem, de andere helft in drieën gedeeld voor tante Jo, hun dochtertje Yvonne en voor haar. Vreemd, had ze nog gedacht, hij is toch wiskundige? Waarom dan die onlogische verdeling? Maar natuurlijk had ze niets gezegd.
Ze logeerde deze vakantie een paar dagen bij haar oom en tante, ver van huis, in het stadje V. Tante Jo was een zus van haar moeder en een schat van een vrouw. Ze was een beetje krom, door een vergroeiing, en daardoor ook wat klein van stuk zodat ze haar recht in de ogen kon kijken. Een tweede opvallend kenmerk van tante was dat ze sliste. Vaak zag je haar tong, die te groot leek voor de kleine mond, bijna dubbelslaan voor hij zich in de juiste stand manoeuvreerde om een woord te vormen. Aan het eind van een zin nam de tong een hele hap lucht mee naar binnen, begeleid door een zachte sisklank. Hoewel het hele proces haar danig fascineerde, zorgde ze er altijd voor dat ze tante niet te opvallend aanstaarde.
“Emma”, had tante na het ontbijt gevraagd, “wil jij voor mij een boodschap doen? Oom Edward wil graag boerenkool eten, tussen de middag. Ga jij voor mij even naar de groenteboer. Het is niet ver. Deze straat uit, dan linksaf en direct weer rechts. Hier heb je geld.”
Ze had haar nieuwe bruine jas aangetrokken en met haar crèmekleurige muts goed over haar oren getrokken was ze de deur uitgegaan. Makkelijk te vinden, inderdaad. “Zo meidje, wat zal het wezen?” “Eh, boerenkool.” Wat gek dat tante niet had gezegd hoeveel ze moest halen, bedacht ze ineens. Ze zou nu wel een figuur slaan. “Voor hoeveel personen? Diepvries of vers?” Echt, ze had geen idee. Haar hersens draaiden op volle toeren. “Diepvries scheelt een hoop werk. Je hoeft niet te wassen en te snijden.” Ze dacht aan tante Jo. Die had het enorm druk met Yvonne en de baby. “Diepvries maar”, zei ze snel, “voor vier personen.” Tegelijk wist ze dat ze de verkeerde keuze had gemaakt. Maar ze liet het zo. De hele weg terug probeerde ze te bedenken wat er zou gaan gebeuren. Tante Jo was niet het probleem, maar oom Edward zou stennis schoppen, dat wist ze nu al. Ze was misselijk. Het pak boerenkool woog enorm zwaar.
“O, heb je diepvries meegebracht? Nou ja, het zal ook wel smaken, niet?” Tante was druk bezig in de keuken. De kippensoep stond te pruttelen op het petroleumstel. De vanillepudding stond in de groene visvorm af te koelen voor het half geopende raam. Drie gangen, daar stond oom Edward op. Het geluid van scheurend karton deed haar beseffen dat het nu definitief te laat was om nog iets te veranderen; het blok boerenkool gleed bovenop de aardappels in de grote emaillen pan. Deksel erop en over een half uurtje zou je niet meer kunnen zien dat er geen echte plant in de pan was gegaan. Ze voelde zich er niet gerust op.
De logeerpartij had haar vooral leuk geleken, omdat er twee nichtjes waren. Yvonne van drie jaar en baby Jeannette, van vijf maanden. Ze was gek op kleine kinderen.
Wel moest ze de aanwezigheid van oom Edward op de koop toe nemen. Ze wist nooit goed wat ze aan hem had. In de familie werd er met bewondering over hem gesproken: hij was dan toch maar hoogleraar aan de VU geworden. Én hij sprak vloeiend Frans. Maar hij deed altijd een beetje uit de hoogte. De familieleden die niet in de gelegenheid waren geweest om te studeren, zoals haar vader, werden met de nek aangekeken. Arrogant. Ze kende dat woord nog maar kort. Maar ze wist precies wat het betekende, nu ze oom Edward meemaakte.
Ze mocht de tafel dekken. Er waren nog kerstservetten. Ze vouwde ze dubbel in driehoeken, stak daarna de punten in elkaar en zette ze rechtop op bij de borden. Het zag er leuk uit, maar bij het bord van oom Edward legde ze op verzoek van tante Jo ook een linnen servet. Hij hield niet zo van die papieren vodjes. Het zilveren bestek legde ze precies neer hoe het hoorde. De messen met de snijkant naar het bord gericht en keurig op de messenlegger. De vorken links van het bord, de dessertlepels erboven. De soeplepels kaarsrecht naast de messen.
Na de kippensoep bracht tante de schaal boerenkool binnen, de worst in het midden erbovenop. Het rook heerlijk. Niet van echt te onderscheiden, dacht ze, gerustgesteld. Maar ze zag plotseling de argwaan in oom Edwards ogen. Hij sperde zijn neusgaten wijd open.
“Dit is diepvriesboerenkool!”, schreeuwde hij opeens luid. De kleine Yvonne barstte boven haar schattige kinderbordje in huilen uit. Oom pakte zijn bord op om het tegen de muur te smijten. “Ed!”, riep tante Jo, “dat doe je niet! Niet waar de kinderen bij zijn!” Hij vloekte luid en verdween naar de studeerkamer waarvan hij de deur met kracht dichtsmeet.
“Ach”, zei tante, “zo is hij nu eenmaal, Emma. Driftig. Als hij niet hetzelfde eten krijgt als bij zijn moeder thuis is het helemaal fout. Dan maar geen toetje ook. Nou kind, eet maar lekker. We laten ons hierdoor niet uit het veld slaan. Jij kon het ook niet weten. Ik had het je moeten zeggen. Eten jullie altijd diepvries?” Emma schudde haar hoofd. Natuurlijk niet, zo was haar moeder helemaal niet, maar ze dacht… Ach, ze wist niet meer wat ze dacht. Tante zette de glanzende vork in de groene smurrie en begon smakelijk te eten. Ook Yvonne at haar bordje leeg. Maar elke keer als Emma een hap naar haar mond bracht, begon ze te kokhalzen. Waarom had ze toch de verkeerde keuze gemaakt? Terwijl ze het eigenlijk wel wist? In dergelijke precaire situaties gebeurde het wel vaker, dat ze precies het verkeerde koos of het verkeerde antwoord gaf. Terwijl ze iets zei, wist ze al dat het verkeerd was. Maar ze had ook het gevoel dat ze niet meer terug kon. Zo vreemd. Net of ze naast zichzelf stond en een ander het woord deed. Het verkeerde woord.
Na twee dagen was de beproeving voorbij. Ze was blij dat haar vader haar kwam halen. Oom Edward deed plotseling aardig. “Het was zo leuk om je dochter te logeren te hebben, Gerard. Je kunt haar om een boodschap sturen”, zei hij met een knipoog. “En ze was zo lief……eh, met de kinderen….. Wat mij betreft mag ze best nog eens een paar nachtjes komen logeren”, voegde hij er met een veelbetekenende blik naar haar aan toe.
Ze rende naar de wc en boog zich over de met bloemen gedecoreerde pot. Logeren bij oom Edward, dat nooit meer!