“Mijn Els heb wel tweehonderd jurken.” De kleine man keek de kring rond. “Tweehonderd”, herhaalde hij. Hij wist dat hij indruk maakte op de mannen die om de tafel zaten. ‘Het Paleis’, werd het kleine café genoemd. De uitbater heette Bernhard. Vandaar. De bestelde drankjes werden op tafel gezet. “Ook tweedehands hoor, niet allemaal nieuw, natuurlijk. Maar wel tweehonderd.” Even bleef het stil. Ze hadden dit vaker gehoord. Toch werd er gereageerd. “Waar láát ze die dingen dan, Kees? En wanneer draagt ze ze? Verkleedt ze zich soms drie keer per dag?” Willem keek Kees vanonder zijn dikke wenkbrauwen uitdagend aan en nam een grote slok van zijn biertje. Maar Kees liet zich niet gek maken. “Dat kennen jullie niet zeggen, hè? Dat jullie wijven zoveel kleding hebben.” “Hou het netjes, Kees”, zei Ed, “ik heb een vrouw en geen wijf.” Kees snoof. Hij nipte aan zijn colaatje. Geen alcohol voor hem. Net zo min als je hem ooit zou zien roken.
Bob zoog de brand in een goeie sigaar. Deze donderdagmiddagen zou hij voor geen goud willen missen. “Mannen, laten we nou geen ruzie maken. Toen ik nog bij de krant werkte, was er een knul en die….” Ook dit hadden ze al vaker gehoord. Categorie sterke verhalen. “Hè ja, Bob”, zei Kees gemelijk, “vertel eens. Dit kennen we nog niet.” Bob deed of hij het niet hoorde en stak van wal. Voor de zoveelste keer vertelde hij in geuren en kleuren over zijn verzoenende actie.
Zo had iedereen zijn verhaal. De een na de ander voerde het hoogste woord. Ze konden het nauwelijks opbrengen om naar elkaar te luisteren. Vertellen wilden ze, zolang het nog kon; ze waren de jongsten niet meer. Ieder op zijn eigen stokpaardje, dat wild maar volhardend werd bereden.
De deur ging open. Els maakte haar entree. In een zwierige Spaanse jurk stak ze enorm af bij de mannen in hun gewone kloffie. Kees glom van trots.
Met open mond keken de mannen naar de bevallige verschijning. Ze kenden haar wel, natuurlijk, maar toch zorgde ze elke week weer voor een verrassing. Een prachtige jurk, een van de tweehonderd, werd hier geshowd. Ze zag er fantastisch uit. Zij had nog een taille. Die hadden de meesten bij hun eigen vrouwen geleidelijk aan zien verdwijnen. Haar donkere haar – geverfd, wisten ze allemaal, maar toch – omkranste een gezicht dat weinig rimpels vertoonde. Goed geconserveerd, zo heette dat toch? Hun fantasie deed de rest.
Els schoof een stoel bij en bestelde een glas witte wijn. Ze zag Kees wel kijken, maar nu zou hij er niets van zeggen. Elke keer ging het op dezelfde manier. Ze speelde het spel, net als de mannen.
Thuis liet ze Kees in de waan, maar hier zag iedereen, elke donderdag weer, dat zij, ondanks al die jurken, toch wel degelijk de broek aanhad.
Een heerlijk verhaal. En heel herkenbaar.
Helemaal fictie is het dan ook niet 🙂
Het is alsof er weer een nieuwe kronkel van Carmiggelt is verschenen. Even heb ik het gevoel dat ik ook in die kroeg zit. Treffende observatie van deze schrijfster. Nooit geweten dat er in kroegloper in haar bloed zat. En wat dronk zij dan zelf? Misschien is er wel nog een blogger die vanuit zijn kronkel haar heeft beschreven. Het blog heet immers spiegelingen.
Van deze café kronkel lust ik er nog wel meer. Hier op het platteland in Zweden is zo’n kroeg onvindbaar. Graag lees ik de bespiegelingen van iemand die niet de fles soldaat zou maken, niet te diep in het glaasje zou kijken. Drank maakt je soms gelukkiger dan goed voor je is. Proost!
Ooit, hè, ooit schreef zij over haar eigen drankzucht….. Gespiegeld natuurlijk. 🙂
https://ajroc.wordpress.com/2014/02/20/de-laatste-keer/
Wat een heerlijk slot! ( ook een soort paleis natuurlijk)
Precies! Je hebt-em! 🙂
Wat kan je toch mooi schrijven!
Wat lief, dank je wel!
Heerlijk verhaal Corja, ik hou zo van dit soort verhalen. Knap gedaan weer.
Uit het leven gegrepen… 🙂
Wat een heerlijk verhaal.
Dank je, Zilver!
wauw, mooi
Dank!
*schater*
🙂
Wat een leuk geschreven kroegverhaal!
Dank!
Wat is dit toch weer een leuk verhaal Corja. Enig.