Over een dolmuş, een geit en een verzonken stad.
Vervolg op: Naar Turkije!
We hadden Istanboel wel zo’n beetje gezien. Dus gingen we, volgens plan, richting Izmir. Met een dolmuş reden we vanaf het centrum naar de rand van de stad. Daarna kregen we eerst enkele korte liften. Veel Turken vonden het wel interessant om buitenlanders mee te nemen in de auto. Zo konden ze hun talen een beetje oefenen. De oudere Turken, daar kwamen wij al snel achter, spraken bijna allemaal een mondje Frans. De veertigers oefenden zich suf op Duits. Met het oog op hun toekomst als gastarbeider (ja, dat mocht je toen nog gewoon zeggen) in Europa. Uiteraard gold dit alleen voor de mannen.
Halverwege kregen we een lift in een oude stadsbus, die voor dat doel al lang niet meer diende. Dat het een oud beestje was, merkten we tegen de avond. Na enig onheilspellend gepruttel en gebonk hield de motor er abrupt mee op. Iedereen bemoeide zich ermee, maar niemand wist wat te doen. De nacht viel snel in en er was geen enkele kans meer op een andere lift. Het was stikdonker op de weg en er reed niets meer.
We zeiden dus geen nee tegen de uitnodiging om maar in de bus te gaan slapen en de volgende morgen te zien wat er verder zou gebeuren. Behalve de chauffeur reed er nog een stel boeren mee. Op weg naar de markt, vermoedden wij, gezien de kisten en dozen tomaten, uien, pepers en aubergines die her en der in de bus stonden. De geit kon buiten blijven, aan een touw. Midden in de nacht, waarin ik toch al niet echt lekker ontspannen sliep, moest ik met alle macht en door flink te meppen diverse handen van me afhouden. Mijn vriend had al leren schelden in het Turks en dat kwam enorm goed van pas. De rust keerde weer, maar ik deed geen oog meer dicht.
De volgende ochtend stonden we al vroeg aan de kant van de weg. De man die met zijn oude amerikaan stopte, maakte ons duidelijk dat we konden meerijden tot Izmir. Een buitenkansje.
Hij bleek burgemeester te zijn van een klein dorpje vlakbij Izmir, waar hij de eigenaar was van de waterput. Als we wilden, waren we van harte welkom om een paar dagen bij hem en zijn gezin door te brengen. We namen de uitnodiging graag aan, maar eerst wilden we nog wat van de ruïnes van Izmir zien en al gauw stapten we uit. We beloofden om diezelfde dag nog naar hem toe te komen.
Zon, rust en stilte. Het hete zand trilde van de warmte. Terwijl we de weg overstaken naar de baai, kwam een rode eend de bocht om en door het open dak hoorden we een onvervalst gvd schallen. En wij maar denken dat we de enige Nederlanders waren in dit exotische, zonovergoten land.
We slenterden langs de baai. Al snel hadden we door dat er iets bijzonders te zien was in het kabbelende water. Keien, brokken steen en… muren. We zetten de bagage in het zand en liepen door het lauwe water over een oude stadswal. Zeewier wiegde zachtjes heen en weer. Kleine visjes zwommen rond onze voeten. Het licht speelde met de golfjes. Dit was geluk! We maakten foto’s; we hadden niet voor niets vier Ilford-rolletjes van zesendertig opnames meegenomen.
De man die naar ons toe kwam, was netjes gekleed: grijze terlenka broek, wit overhemd. Hij riep vanaf het strand. Het vreemde gebaar dat hij maakte – hij zwaaide met zijn rechterhand alsof hij ons wilde duiden verder weg te lopen – hadden we gelukkig al eerder iemand zien maken, zodat we wisten dat het betekende dat we juist naar hem toe moesten komen. In zijn beste Frans en met handen en voeten deed hij een heel verhaal. Hij was projectontwikkelaar begrepen we, een beroep in opkomst. Hier aan deze baai zou hij grote hotels laten bouwen. Voor het toerisme. En hij wilde een luxe folder laten drukken. Met foto’s. En of wij misschien zo vriendelijk wilden zijn…? Hij zou de prijs van het fotorolletje betalen en we kregen een maaltijd op zijn kosten.
Nadat hij de precieze plek had aangewezen en ons had verteld van de verzonken stad, waarvan we al over de muurtjes gelopen hadden, maakten we wat foto’s. We zorgden ervoor de baai mooi uit te laten komen. Zwart-wit, dat wel. Maar dat vond hij prima. Verder liet hij het aan ons over en hij voegde zich bij zijn compagnons in het theehuis. Hij zat er gelukkig nog toen we na een half uur terug kwamen. We overhandigden hem het rolletje. En wij kregen thee en een maaltijd. Daarna bracht hij ons met zijn auto naar het naburige dorp.
Naast de waterput stond inderdaad een landelijk huis. We liepen er omheen en daar zagen we een groep mensen bezig tomaten in kisten te pakken. De burgemeester begroette ons uiterst vriendschappelijk, alsof we elkaar al jaren kenden en stelde ons met trots voor aan de anderen, zijn vrouw, kinderen en personeel. Toen kregen ook wij een stapel kisten om te vullen. Daar zaten we, in het gras, in de schaduw van de moerbeibomen. De tomaten geurden zoals we nog nooit hadden geroken. Wat was het heerlijk ontspannend om zo gedachteloos bezig te zijn. Het voelde alsof we nooit iets anders hadden gedaan.
Het kweekschoolexamen lag al eeuwen achter ons. Daar hadden we al tijden niet meer aan gedacht. Dit was pas leven!
Zo voegden we weer een aantal verrassende ervaringen toe aan onze toch al bijzondere vakantie.
En nooit had ik gedacht dat ik daar vijftig jaar later nog eens een blog over zou schrijven.
Wordt vervolgd.
Super! Wat een mooi avontuur en beschrijving. Ik ben ook ooit begonnen op de pedagogische (pedagogiese) academie, maar dat is niks geworden. Groetjes van Blew
Wat kan je het nog goed verwoorden Corja. Heb je destijds een dagboek bijgehouden of staat het nog zo fris in je geheugen gegrift? Fijn om te lezen, hartelijke groet Mattie.
Geen van beide, Mattie. Toen ik laatst het doosje met foto’s vond, kwam er weer een heleboel boven. En als je dan eenmaal begint te schrijven, borrelt er nog weer veel meer op. Het is er gewoon nog allemaal, alleen een beetje toegedekt met andere herinneringen.
Mooi reisverhaal uit de oude doos. Turkije is een mooi land, zo heb ik van een paar mensen gehoord die er enthousiast over vertelde. Ze zijn er jaren geleden geweest. Tegenwoordig zou ik er niet graag heengaan. Maar er zijn meer landen waar ik dat niet meer zou doen. Gelukkig zijn er landen waar het nog wel veilig en prettig vertoeven is.
Ik voel nu ook totaal niet meer de behoefte om erheen te gaan. De laatste keer was in 2002 (Zie reactie op Toos), waar ik met gemengde gevoelens aan terugdenk. Ik heb me toen echt onveilig gevoeld. Een beetje om me heen meppen was toen niet voldoende geweest…
Gelezen. Wat erg dat je als vrouw niet meer veilig over straat kunt. Als man ook hoe langer hoe minder maar dan op een andere manier. Niet alleen daar maar ook hier wordt het steeds onveiliger, helaas.
Een heerlijk avonturenverhaal. Wat je allemaal kunt meemaken als je je open stelt voor een andere cultuur die gastvrijheid als belangrijk kenmerk heeft! Levensgezel heeft rond 1980 ook een paar keer rondgezworven in Turkije en herkent veel in je verhaal. Ik vraag me af hoe ’t daar nu is voor de rondreizende vreemdeling. TOOS
In 2002 was ik met een groep leerkrachten in Cappadocië. O.a. om daar scholen en de partnerstad van Zaanstad te bezoeken. Mooie, wat zeg ik, schitterende omgeving, gastvrije ontvangst, vriendelijke mensen, zolang het om georganiseerde excursies ging. Maar jee, wat kwamen we daar op markten e.d. een ongure types tegen. Er waren Turkse leerkrachten (uit Nederland) mee, die ons chaperonneerden. Van hen mochten we zelfs niet met zijn tweeën, laat staan alleen op pad. Heel vreemd en unheimisch. En heel anders dan vijftig jaar geleden.
Voor die tijd toch een heel bijzondere vakantie want wie ging er in Nederland naar Turkije, Naar Italié misschien een enkeling die het goed kon doen maar de meeste mensen bleven gewoon in Nederland. je zou er nu wel méér Turken aantreffen die Nederlands verstaan maar of het er nu prettig verblijven betwijfel ik.
Dat was een heel avontuur op deze manier. Ik ben toen met een bus gegaan in de jaren negentig en vond dat al een heel avontuur.
Zeker een avontuur. We dachten er gewoon niet bij na. Ik zou het voor geen goud meer zo doen en het mijn kinderen en kleinkinderen ten sterkste afraden. 🙂
OTR: Casa Romana staat zeer zeker op mijn lijstje! Dus binnenkort in dit theater!