Turkse cinema!

Vijftig jaar geleden maakten we liftend een rondreis door Turkije. Dit is het derde deel van het verslag en een vervolg op: Naar Turkije! en En dan naar Izmir!

Na een middag tomaten sorteren en in kisten pakken, besloten we dat één nacht in het burgemeestershuis logeren wel genoeg was. Er was verder niet veel te doen en een gewoon gesprek voeren zat er uiteraard niet in. Bovendien hadden we het plan om nog naar Ankara te liften en dat was niet naast de deur. Dus bij de avondmaaltijd deelden we, zo goed en zo kwaad als het ging, mee dat we de volgende ochtend weer wilden vertrekken: “Demain partir.” Hoewel de burgemeester enigszins teleurgesteld keek, was het waarschijnlijk ook een opluchting. Ze hadden hun bed aan ons afgestaan en wij vonden dat eigenlijk wel een beetje gênant. Bovendien werden er voortdurend lekkere hapjes aangedragen. Afslaan was onbeleefd, hadden we zo langzamerhand wel geleerd, maar waar moest je het allemaal laten? En ook zij kregen waarschijnlijk wel genoeg van het ‘praten met handen en voeten’ en het kleine beetje Frans. “Bien”, zei hij snel, “maar vanavond wij naar cinema.” We hadden geen idee wat hij bedoelde. Er was toch geen bioscoop in dit godverlaten gehucht? Maar goed, we zouden wel zien.

Na de avondmaaltijd viel de nacht al snel in. De vrouwen trokken zich terug in huis en de mannen maakten zich klaar voor de feestavond in de cinema. Dat betekende dat ze handen en gezicht wasten bij de waterput. Toen konden we gaan. Inmiddels was het pikdonker, maar zij kenden de weg uiteraard, dus wij volgden.

Een onvervalste Turkse nacht. Nog steeds was het warm. De vage geur van houtvuren verspreidde zich over het land. De kreet van een vogel verscheurde heel even de stilte. De mannen fluisterden; zouden ze het over ons hebben? Een lauw briesje stak op en ritselde door het korenveld. In de verte doemden lichtjes op.

De plaats van bestemming bleek een oude houten schuur met een kleine verhoging als podium. Voor de bezoekers stonden er houten stoeltjes. Achter een verveloze tafel, die ooit blauw was geweest, inde een oude Turk met een groen mutsje het entreegeld. Er werd voor ons betaald. We hadden geen idee wat dit vermaak kostte. En ook nog steeds niet wat het vermaak zou zijn.

“De zaal” stroomde snel vol. Vol mannen. Die hadden zich hier kennelijk al tijden op verheugd. Handenwrijvend keken ze vol spanning naar het podium. Gelukkig hoefden ze niet lang te wachten. Muzikanten namen plaats en daarna kwam onder luid applaus een beeldschone vrouw naar voren. Ze lachte naar de mannen, strekte haar armen naar ze uit, schudde haar donkere haar, en de kwastjes, die op twee strategische punten op haar blouse waren bevestigd, deden vrolijk mee. Ze barstte los in een helder gezang. In het zachte licht van de lampjes glansde haar soepele groene rok sprookjesachtig toen zij haar heupen draaide en haar buik liet trillen. Dit was dus de cinema! Ze draaide, wiegde, danste, lachte, en zong het ene lied na het andere. Het publiek reageerde extatisch! De burgemeester keek ons met een vette grijns aan: vonden we dit net zo mooi als hij en zijn kornuiten? We knikten vol overtuiging.

Na de pauze was het tijd voor verzoeknummers. De mannen die er geld voor over hadden, stopten dit in haar boezem, die de zangeres hiervoor genereus aanbood. Ze fluisterden haar in het oor wat ze graag wilden horen. Ze knikte, lachte haar allerliefste glimlach, schudde haar borsten en zweepte het publiek op met haar dans, haar zang, haar gebaren en haar blik.

Wij genoten omdat het zo echt, zo mooi, zo authentiek was. Geen toeristisch optreden, geen verplicht nummer. Onvervalst volksvermaak. Maar we genoten vooral van het publiek, dat er zo intens in opging.

De volgende ochtend werden we al vroeg gewekt door de vrouw des huizes die voor de slaapkamerdeur in haar handen klapte. Na een ontbijt van vers brood, zoete thee en geurige tomaten werden we met een ezelskar naar de autoweg gebracht. Van hieruit zouden we proberen zo snel mogelijk in Ankara te komen. We bedankten hartelijk voor de gastvrijheid. De heerlijke tomaten, die ons nog waren toegestopt, knoopten we in onze theedoek. Voor onderweg.

Op naar het volgende avontuur. De lange weg naar Ankara.

——————————————————————————————————————-

Dat de foto’s, en vooral die van de vrouwen, zo vaag zijn, komt doordat hij van heel veraf is genomen en wij in die tijd niet over een telelens beschikten. Veel mensen, en zeker de vrouwen, wilden pertinent niet gefotografeerd worden, dus probeerden wij het zo. Met het afdrukken vergrootten we een deel, maar echt scherp werd het dan dus niet. Toch geeft het wel een aardige indruk. Vind ik…
Wat is er in vijftig jaar tijd veel veranderd!

Olterterp, in beelden

Bloed vloeide hier in vroeger tijden
En nu nog steeds als je niet uitkijkt
Een ware pleisterplaats die wij verkenden
Verwachtingsvol en kinderlijk verrast

Wapens kletterden en schreeuwen klonken
Geschiedenis van oud gebied herleeft
In bomen rond het stille meer
Geronk van motorzagen is reeds lang verstomd

Nu loeren blanke beelden uit de schors
Turend over verzonnen zeeën
Dromend van vijanden die nooit verschijnen
De houten zwaarden rustend aan de voet

Zij zullen eeuwig of totdat de boom bezwijkt
Het woud bij Olterterp bevolken
Oeroude verhalen blijven zij herhalen
Voor ieder die hen woordeloos begrijpt

Bakkeveen, na regen

Eiken ritselen als cadeaupapier
De natuur pakt feestelijk uit
Zachtrose dopjes van de erica
Frisgroen sterretjesmos en geel muizenoor

Het zware hek klapt dicht
Onverstoorbaar grazen de paarden
De zware geuren van het bos zijn voor ons
En helder vogelgezang

IJstijden vormden dit landschap
Een rietomzoomd meertje even verderop
De in eeuwen uitgesleten holle weg en de
Glooiende grafheuvels, mensenwerk

In dit oeroude land werden de bijlen geslepen
Stukjes vuursteen her en der in het vochtige zand
De aarde is er stil van
En wij van de weeromstuit ook