Twee jaar geleden was het zo ver. Mijn aardige buren hadden definitief de knoop doorgehakt en gingen emigreren naar Zweden. Ze verkochten hun huis aan een jonge knul van begin twintig. Zonder zich een seconde te bedenken begon deze aan een maandenlange uitermate luidruchtige verbouwsessie. Kaalgeschoren, van top tot teen getatoeëerde figuren bonkten op hun zware kisten in en uit. Een aggregaat stond weekendenlang te stampen en te brommen voor het huis. Met veel geweld werd de badkamer uitgebroken. Ja, deze politieagent zou zijn komst in dit rustige wijkje niet onopgemerkt laten plaatsvinden.
Het werd nog erger toen hij eenmaal echt in het huis ging wonen. Al zijn louche verbouwvriendjes werden uitgenodigd om in zijn provisorisch ingerichte shisha lounge, het schuurtje, waterpijp te komen roken. Meestal begon het feest om elf uur ’s avonds en eindigde het rond een uur of twee. Toen het te koud werd, verplaatste de hele club zich naar binnen, waar de herrie op dezelfde voet werd voortgezet.
Gezellig, een nieuwe buurman. Ik wenste hartgrondig dat hij zou gaan verhuizen. Maar daar was natuurlijk geen sprake van, hij woonde hier nog maar net. Natuurlijk zou hij niet weggaan. En toch. Ik wenste het vanuit het diepst van mijn hart. En in mijn fantasie zag ik hem zijn spullen pakken en vertrekken.
Iets grondig en van harte wensen, was mij ooit verteld, zou wel eens gevolgen kunnen hebben. Niet direct, maar het universum zou ermee aan de slag gaan en op een goed moment zou de wens vervuld worden. Maar, was de subtiele waarschuwing, het zou best wel eens een beetje anders kunnen uitpakken dan je je had voorgesteld; je kunt tenslotte niemand de wet voorschrijven. Dus ja, probeer in je formulering in elk geval zo duidelijk mogelijk te zijn. Het was: wensen en loslaten. Over tot de orde van de dag.
Het gedoe bleef en ik probeerde me er zo min mogelijk aan te storen. Dat viel niet mee. Sterker nog ik ergerde me vaak groen en geel. Was soms wanhopig en boos. Hoe kon het dat ik zo’n jochie van begin twintig zoveel macht gaf. Ik liet me uit mijn jarenlange ‘comfortzone’ losweken. Dat schijnt goed en verruimend te werken, maar ik vond het bijster lastig.
Op een dag echter bleek dat hij een vriendin aan de haak had geslagen. Een aardig meisje, dat hem regelmatig tot de orde riep. Letterlijk zelfs. Wat was ik blij met haar! De bezoekjes van het stelletje ongeregeld werden langzaamaan minder. En na nog een half jaar hielden ze zelfs helemaal op. Alles leek zich ten goede te keren. Er kwam rust.
Totdat er in februari van dit jaar, bij iedereen in dit kleine wijkje, een brief op de mat viel. Een straat verderop bleek een huis te zijn verzakt en dat was voor de woningbouwvereniging een mooie gelegenheid om over te gaan tot het aankondigen van de sloop van de twintig huizen die ze al twintig jaar grondig had verwaarloosd. De hele buurt was in rep en roer. In allerijl werd een bewonerscommissie opgericht. Er werd vergaderd. Politieke partijen bemoeiden zich ermee. Maar ja. Het leek niet anders te kunnen. Ook dat ene koophuis zou tot puin vervallen. (Ooit was de woningbouwvereniging van plan alle woningen te verkopen, maar de prijs lag zo hoog, dat niemand daar intrapte. Alleen het huis naast mij is, toen het een keer leeg kwam, verkocht.) Met ingang van april zou iedereen weg moeten uit het groenste wijkje van Zaandijk.
Uiteindelijk werd de soep toch niet zo heet gegeten. We wonen hier nog. De bewonerscommissie trekt alles uit de kast om tot een bevredigende oplossing te komen. Er wordt nu zelfs voorzichtig gedacht over renoveren. Na de vakantie zullen er weer bijeenkomsten worden belegd en dan weten we, hopelijk, waar we aan toe zijn.
Mijn buurman koos eieren voor zijn geld. Het lukte hem om zijn huis weer te verkopen aan de woningbouwvereniging. Hij wilde gaan samenwonen met zijn aardige vriendin. En deze week is hij verhuisd…
Terwijl de vrachtwagen werd volgeladen, zette ik een kopje thee voor bij het ontbijt. Op het labeltje stond een wel heel toepasselijke tekst.
En zo zie je maar: weet wat je wenst!