O, die poëzie

De poëzie loopt als een rode draad door mijn leven. Het begon al heel vroeg in mijn jeugd.
Mijn moeder las voor uit de vier deeltjes: Lente, Zomer, Herfst en Winter, geschreven en geïllustreerd door Rie Cramer. Wanneer ik er nu in blader, komt de gezelligheid van toen weer helemaal terug. In de zon, op moeders schoot, luisteren naar de lieflijke gedichtjes. Ik herken ze allemaal nog en ik zou ze, met een beetje goede wil, uit mijn hoofd kunnen opzeggen. Wat zullen die boekjes vaak zijn voorgelezen! Niet in de laatste plaats omdat mijn moeder ze ook heel leuk vond.

Kun je Piggelmee ook poëzie noemen? Niet echt. Het is meer een verhaal op rijm. Mijn vader las dit voor. Herhaalde malen. Ook dit prachtige verhaal-met-een-moraal zit nog in mijn hoofd. Ik lees het nu aan mijn kleindochter voor en ze vindt het heerlijk. Ze “snapt de grap”, zoals ze zelf zegt.

Toen Annie M.G. Schmidt in mijn leven kwam, kon ik zelf lezen. De Lapjeskat, De Veertien Uilen, deze boekjes kreeg ik voor mijn verjaardag cadeau. Ik las en herlas al die vrolijke versjes. Wat er hier met taal werd gedaan had ik niet heel bewust door, maar de aantrekkingskracht was groot. Mijn moeder stimuleerde mij om gedichten uit het hoofd te leren en zo kwam het dat ik op een feestavond van de kerk, met de bibbers in mijn lijf en met een witgestippelde rode jurk aan, Rineke Tineke Peuleschil voordroeg.
Dat was leuk en het ging goed. Tijd voor wat serieuzer werk, vond mijn moeder kennelijk. Ze las herhaaldelijk voor uit een mooi verzorgd bundeltje van Willem de Mérode en geleidelijk aan bleef het gedicht Vitellus, De Wafelverkoper hangen. Het begint zo vrolijk en eindigt zo triest. Wat ik niet begreep, legde ze geduldig uit.

Het eind van de vertrouwde lagereschooltijd naderde. Iedere zesdeklasser mocht voor de afscheidsavond iets voorbereiden. Ik stortte me op Het Schrijverke, van Guido Gezelle. Ook weer op aanraden en zacht aandringen van mijn moeder. Makkelijk was het niet, maar het lukte met haar hulp en zonder haperen wist ik het zo mooi mogelijk te declameren.

Op de middelbare school, de HBS, kwam vanaf de vierde klas ook buitenlandse poëzie in beeld. Het bundeltje Goldene Worte Deutscher Dichter staat nog steeds in de boekenkast.

Echt leuk werd het toen we op de kweekschool te maken kregen met de poëzie van de vijftigers. Experimenteel. En je kon er goed over nadenken en vooral stevig over discussiëren. Iedereen moest voor de klas een gedicht voorlezen. En dan werd het helemaal uitgeplozen. Hilarisch was de keer dat een klasgenoot de inhoudsopgave voorlas van een dichtbundel, op de manier alsof het om een echt, vrij ingewikkeld gedicht ging, met een duistere bedoeling. Ons had hij op de hoogte gesteld, maar de leraar uiteraard niet, en deze ging er zeer serieus op in. Toen hem later werd verteld dat het als grap was bedoeld, kon hij dat niet echt waarderen; poëzie was tenslotte een ernstige zaak.

De leraar drama op dezelfde school studeerde met ons een gedicht in van Martinus Nijhoff: Het Uur U. We voerden het op als een soort van minimalistisch bewegingstheater. Iedereen in het “jaren-zestig-zwart” gekleed, simpel in col(!)trui en lange broek. Pasjes, loopjes, plotseling omdraaien, stilstaan, vooruit, achteruit, opzij, één richting uitkijken, wijzen… Het was bijzonder, uitdagend en leerzaam. En onvergetelijk.

Over vergeten gesproken. Bij het opruimen van de boekenkast, enige tijd geleden, stuitte ik op een in linnen gebonden bundeltje. Een boekje uit de schoolbibliotheek. Een beetje vergeten in te leveren… En, zo zijn we weer terug bij waar het blog mee begon, met een illustratie van Rie Cramer.

Poëzie. Mijn leven binnen gekomen en nooit meer weggegaan. Ik denk met een warm en dankbaar gevoel aan mijn moeder, die mij op dit spoor zette. Een mooiere erfenis kun je je niet wensen.

11 gedachten over “O, die poëzie

  1. Mijn moeder las vooral de roddelbladen.
    Ik ging als jong ukkie ook verwoed elke dag! naar de bieb.
    Annie vond ik ook leuk.
    Dat ik zelf gedichten zou gaan schrijven zou toen echt niet in me opgekomen zijn.
    haha

  2. Van voorlezen kan ik me niets herinneren, mijn eerste leeservaring deed ik op met de boekjes van van Nelle, Piggelmee. Zonder nou meteen te zeggen dat ik met poëzie bezig was heb ik wél veel gelezen toen ik dat eenmaal ontdekt had. Maar die leuke kinderboekjes die jouw moeder voorlas waren in de tijd dat ik mijn kinderen voorlas natuurlijk al vervangen door Jip en Janneke,

    • Jaaa, J en J heb ik ook zo vaak voorgelezen aan mijn kinderen! Maar ook o.a. de boeken van Roald Dahl, Paul Biegel en de andere boeken van Annie M.G. Mooie tijd was dat…

      • Bij de grotere kleinkinderen werd dat Harry Potter voorlezen, wát een verschrikkelijke boeken om voor te lezen!

  3. Mijn ouders lazen nooit iets voor. Zelf ontdekte ik Pinkeltje maar Bulletje en Bonestaak vond ik het mooist met de bijbehorende illustraties. Sjors en Sjimmie las ik, maar zou nu racistisch zijn. We hadden wel een abonnement op de Donald Duck. Weinig poezie dus en nu nog. Ik lees weleens iets maar meer op het blog.

    • Ik denk dat je er inderdaad mee opgevoed moet zijn, om gedichten te (blijven) lezen. Maar het is natuurlijk geen must! Ach ja, Sjors en Sjimmie. Dat waren nog eens tijden…

  4. Ik herkende meteen de plaatjes van Rie Cramer. Ik heb het niet zo van huis mee gekregen gedichten maar nu lees ik ze wel eens al heb ik er zelf weinig van een paar boekjes maar. Lees veel te weinig eigenlijk……

  5. Er staat volgens mij een versje in dat boekje van Rie Cramer dat ik nog steeds ken!
    Iets van:
    musjes, musjes, vliegen aan.
    Vechten om een brokje.
    Blijf eraf, dat is van mij.
    Ik was eerst, dat jok je.
    Musjes, kom er is genoeg,
    Maak toch niet zo’n leven.
    Als ik moesje vraag om meer,
    dan zal ze het immers geven.

    Toch??

    • Klopt! Het staat in het deeltje ‘Winter’. Geweldig hoe dat blijft hangen, hè, een leven lang! (Alleen zonder ‘dan’in de laatste regel. Maar dat vergeef ik je 🙂 )

  6. Wat een warm blogje is dit. Veel komt me bekend voor. Moeder leerde me oude versjes. Trots riep ze dat klein Wim er al zeker 40 kende. Dat was ook zo. Van Jaap de groenboer tot eerst een beetje meel… ik zong alles. En ik las, niet Rie Cramer maar Okkie Pepernoot die kon praten met de vogels. Later… Pinkeltje en het grote huis, Pinkeltje in Artis. Ik las veel en godzijdank hield niemand me tegen. Omdat we arm waren moesten we het hebben van boekjes van het Waterlooplein. Sommige heb ik nu nog. Van Rie Cramer herinner ik me alleen dat Alfabet (A is een aapje dat eet uit zijn poot). De rest leerde ik pas later kennen.
    Ach ja… dat blogje van jou opent zoveel deuren naar het verleden……..

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s