
Een gewone dinsdagmiddag, even eruit.
Kijkend naar het westen, weilanden en kassen,
moet ik wel concluderen:
dit is het Westland.
In dit groene, grazige gebied groeide ik op.
Uien en selderij ruik ik,
als ik, starend in de grijze verte,
de geuren van toen gastvrij onthaal.
Toe maar, ook de beelden:
mijn broer en ik, achterop bij onze ouders.
Zorgeloos zingend, alle vier.
Uitrusten achter een hek bij een boerensloot.
Een kinderavontuur: knijpend tegen de zon
zien wij de boer in de verte.
Als hij voor ons staat
houdt mijn vader zich dover dan hij is.
Ze hebben het over vliegen vangen
en wie hier nou eigenlijk de baas is.
Wij begrijpen het niet.
Koeien komen nieuwsgierig dichterbij.
De voeten op de stepjes,
het ijzeren steuntje in de rug.
Een briesje steekt op, flink doortrappen dus.
We zingen niet meer. Thuis is er thee…
Wij bestellen koffie.
“Herinnering is als een hond”, zei een schrijver,
“die gaat liggen waar hij wil.”
Ook hier, bij knapperend haardvuur.
Wat heb je dat mooi en sfeervol geschreven!
Dank je wel! Leuk dat je even kwam lezen.
Het Westland zit ook in mijn herinneringen, er is nog wel iéts van over maar toch ook wel veel verdwenen om woonwijken te ontwikkelen. Ik wil het onthouden zoals jij het beschrijft.
Je hebt gelijk, het Westland is al lang niet meer wat het ooit was. Het kwam in zijn oude gedaante weer even boven.
Prachtig geschreven, mooi nostalgisch.
Jouw dichter herken ik niet. Kopland misschien?
Teveel eer, Hennie, Kopland. Ik heb het gewoon maar bij elkaar herinnerd.