De verloren zoon

winnetouAlles ziet er nog steeds hetzelfde uit, constateerde hij. Het verbaasde hem dat hij daar niet verbaasd over was. Hij liet zijn blik ronddwalen door het vertrek. Het behang, de vloerbedekking, de meubels; het leek hem alsof hij hier gisteren nog geweest was. In werkelijkheid was het een halve eeuw geleden. Vijftig lange jaren, waarin hij alles en iedereen de rug had toegekeerd. Er was veel gebeurd in die periode, maar hij had er geen deel aan gehad. Hij had er geen deel aan willen nemen. En nu was hij terug. Hij had het ook niet kunnen doen, maar na de oproep van de notaris in de krant was hij in de auto gestapt en naar zijn geboorteplaats gereden. Met gemengde gevoelens, weliswaar.

Hij liep de trap op. Dezelfde rode loper. De zevende tree kraakte nog steeds. De derde spijl van het traphekje zat nog steeds los. Handen en voeten hebben een geheugen, bedacht hij, terwijl zijn hand het bekende flauwe bochtje volgde van de leuning. Wonderlijk.

Een sleutel in het slot. Na vijftig jaar zou hij oog in oog staan met zijn zuster. Erg toeschietelijk zou ze niet zijn, vermoedde hij. Bij de verzorging van de hulpbehoevende ouders had hij het schandalig laten afweten.

Verwachtingsvol betrad hij zijn oude kamertje. Hij trok de verschoten gordijnen open. Het ouderwetse behang vertederde hem. De kastdeur piepte vertrouwd. Een doos met speelgoed, zijn microscoop, wat oude boeken. Hij registreerde voetstappen op de trap, terwijl hij een stukgelezen boek van Winnetou in zijn hand nam. Hoe oud zou hij geweest zijn toen hij dit las? Tien? Een roze briefje viel op de grond: ‘Robbert, ik hou van juo, Lia’, las hij toen hij het opraapte. Tranen om een verloren jeugd.

De kamerdeur werd opengegooid. Woordeloos sloeg zijn zuster haar armen liefdevol om hem heen.

——————————————————————————————————————-

Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: spellen.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/

Het plaatje komt van internet.

That’s in a name

img120Vorig jaar rond deze tijd hing het nog in de lucht. Nu hebben broer en schoonzusje daadwerkelijk een rigoureuze draai aan hun leven gegeven.

Wat kan er veel veranderen in een jaar tijd. Leven met geloof, hoop en liefde opent ongekende mogelijkheden. Het kan bergen verzetten en je bestaan een compleet andere invulling geven. Je kunt het geluk een handje helpen door je eigen plannen klinkklaar te hebben. Dan komt het goede leven weer op stoom. Zo is het gebeurd. Het gaat hen naar wens.

Broer J laat zich tegenwoordig G noemen, zijn tweede naam, die hem al meer dan een halve eeuw als een schaduw volgt. Een naam die mijn vader hem met vooruitziende blik heeft toegedacht; alles wijst erop: deze naam past hem nu als een jas. Hij heeft zijn bestemming gevonden, hij kan tevreden zijn.
Lastig is het voor mij nog wel, omdat ik al zijn hele leven lang gewend ben aan de indertijd bijzondere naam, die mijn moeder hem met veel liefde toebedeelde.

DSC09765

Ik bezoek hen op een grijze zomerdag. We refereren aan een jaar geleden. We bezochten de tentoonstelling in Naarden over Comenius en zijn invloed op het onderwijs. Wie had kunnen dromen dat broer nu zelf een tentoonstelling zou samenstellen over het Hernhutteronderwijs?! Dit ter nagedachtenis aan een andere onderwijsvernieuwer, Friedrich Früauf, wiens tweehonderdvijftigste geboortedag mede de aanleiding vormde.
G vertelt gedreven over hoe hij hier hele schoolklassen, van de nabijgelegen Comeniusschool, in de kleine ruimte ontving. Over zijn improvisatievermogen, de grapjes. Over hoe geïnteresseerd de kinderen luisterden. Over de vragen die ze stelden. Ja, denk ik, er is een leraar aan jou verloren gegaan, maar je haalt de schade op jouw tijd en jouw manier ruimschoots in.

Ik ben trots op wat hij heeft bereikt. Hij blijft toch altijd mijn kleine broertje.

DSC09768

——————————————————————————————————————-

Dit is een tekst in de serie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato (Hier kun je meer leuke, spannende, bijzondere WE-verhalen vinden). Het werkt als volgt: Schrijf een tekst van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag voorkomen. In dit geval was het verboden woord: gedenken.

Zie ook: In de geest van Comenius

img121-001

Van boeken krijg je nooit genoeg

Wordpress1

Er werd bij ons thuis veel gelezen. We hadden een kast vol boeken. Toen wij nog analfabeet waren, mijn broers en ik, werden we voorgelezen. Mijn vader las na de avondmaaltijd altijd uit de kinderbijbel van Anne de Vries. We hingen aan zijn lippen; hij kon goed voorlezen. De prachtige illustraties van Jetses kregen we pas te zien als het verhaal uit was.

‘Zomaar’ voorlezen gebeurde ook. Bijvoorbeeld uit ‘Het Tovervisje’, waarvan de plaatjes bij elkaar gespaard werden bij Van Nelle thee en koffie. Op een zondagmiddag na de obligate wandeling zaten mijn oudste broer en ik aan weerskanten van mijn vader op de divan. Hij las voor uit De Wonderschelp. Een verhaal over Piggelmee, net als Het Tovervisje. Toen het midden in een woord ineens stil werd, en wij verbaasd opkeken, zagen wij dat vader in slaap was gevallen. Door de frisse buitenlucht waarschijnlijk en een hele week hard werken, tot en met zaterdagochtend.

Mijn moeder las ons gedichtjes voor van Annie M.G. Schmidt. We genoten. En, een groter contrast is nauwelijks denkbaar, gedichten van Willem de Mérode: Waar is Vitellus, de wafelverkoper. Ik kende het op het laatst uit mijn hoofd, die prachtige cadans. Ook de sprookjes van Andersen waren door ons geliefd: De Sneeuwkoningin en Het Sparreboompje, winterse verhalen waar ik warme herinneringen aan bewaar.

img018

Wij leerden zelf lezen. En hoewel we het niet breed hadden, zoals dat heet, kregen we toch regelmatig een boek. Verjaardagen en sinterklaas waren uitgelezen gelegenheden om er een cadeau te krijgen. De boeken van de Arbeiders Pers waren bij ons goed vertegenwoordigd. Maar er viel ook het een en ander te sparen, bij pindakaas en jam bijvoorbeeld, waardoor wij in het bezit kwamen van boekjes over Arretje NOF en Flipje. En na de kerstviering van de Zondagschool was er altijd weer een nieuw deeltje van W.G. van de Hulst: Van de boze koster, Voetstapjes in de sneeuw. Heerlijk, hoe dramatisch het verhaal ook was, op de laatste bladzijde kwam het altijd weer goed.

Mijn opa heeft, ook wat boeken betreft, een grote rol gespeeld in mijn leven. Van hem kreeg ik leuke, fantasievolle kinderboeken. In pocketuitvoering, heel bijzonder! Prachtig vond ik Knikkertje Lik, Jeroen en de Zilveren Sleutel; ik heb ze letterlijk stukgelezen. Toen ik volwassen was, begreep ik pas de filosofische strekking van de verhalen. En de link naar de Griekse mythen. Ik ben hem daar heel dankbaar voor. Maar ook voor de literatuur die hij me, tijdens mijn HBS-periode, aanreikte: Vestdijk, Louis Paul Boon, Leo Vroman.

Lezen, ik ben ermee opgegroeid. Mijn kinderen uiteraard ook. En zij geven het weer door aan hun kinderen. Nog even, dan zijn zij groot genoeg en kan ik ze mijn lievelingen voorlezen. Ik begin met Knikkertje Lik. En daarna……

In de geest van Comenius

Op het plein voor de Oude Kerk in Naarden ontmoetten wij elkaar. Broer J, schoonzusje M en ik. We zouden ons deze dag met Comenius gaan bezighouden; het museum en het mausoleum bezoeken op een voormalig stukje Tsjechisch grondgebied. En omdat er bij de kerk een enorm bronzen beeld van deze grote pedagoog en didacticus staat, begon onze queeste daar.

DSC08198

De kerkdeur stond wijd open. Dat is voor een Nederlandse kerk bijzonder. De dame achter de balie sprak ons streng toe: tijdens de expositie van The World Press Photo mochten we niet gratis de kerk bekijken. Een volgende keer dan maar; de plafondschilderingen trokken ons meer dan alle ellende op de foto’s. Net wilden we onverrichter zake terugkeren naar Komenský, toen we moesten uitwijken voor de heer die kennelijk ook achter de balie hoorde, maar met twee kopjes koffie op een blad tussen de bezoekers door laveerde om zonder knoeien de plichtsgetrouwe dame te bereiken.

Van onze vergeefse poging de kerk te bezichtigen had hij niets gemerkt, maar kennelijk voelde hij aan dat wij zijn interesse voor dit gebouw deelden. Zonder zich een ogenblik te bedenken zette hij de koffie neer en kwam naar ons toe. Enthousiast, gedreven zelfs, begon hij te vertellen over het prachtig beschilderde plafond. Uit mijn ooghoek zag ik de dame wel naar ons kijken. Ze wist kennelijk niet goed wat ze met de situatie aan moest; ze had ons net een bezichtiging verboden en nu hadden we toch min of meer onze zin. (Later bleek dat zij dit werk voor de eerste keer deed en zich van haar beste kant wilde laten zien.)

Maar we bleven gewoon als brave burgers bij de ingang staan. Van daaruit hadden we een mooi overzicht over de plafondschilderingen. De aardige man wees ons op de symbolische overeenkomst tussen de afbeeldingen. In de rechterrij zijn situaties uit het oude testament te zien, welke corresponderen met beelden uit het nieuwe testament in de linkerrij. Hij toonde ons wat voorbeelden: Izaäk sjouwt met de takkenbossen, waarop hij als een lam geofferd zal moeten worden, tegenover Jezus die zijn kruis draagt. De graflegging van Jezus tegenover Jona, die wordt opgeslokt door een vis. Tja, World Press avant la lèttre…..

img072

img071

Comenius, op zijn enorme sokkel, leek wel wat vriendelijker te kijken toen wij zo goed geïnformeerd de kerk uit kwamen; hij zou trots zijn geweest op deze spontane uiting van aanschouwelijk onderwijs.

DSC08197

Zomers van toen

Vroeger duurde de zomer lang. Lang genoeg om alles te doen wat je je aan het begin van de vakantie had voorgenomen. Er waren geen regenachtige dagen. En gebeurde dat toevallig toch een keer, dan bouwden we een hut in de kamer, waar we ook in mochten eten. Eindeloos speelden we buiten. Op de ‘landjes’ stikte het toen nog van de rupsen. Geen zorgen om het uitsterven van de vlinder. Een veldboeket plukken was een heerlijke bezigheid. En zo dankbaar; mijn moeder was er altijd heel blij mee. Ze leerde ons de namen van de bloemen. Daar heb ik nu nog plezier van. Salamanders lieten zich gemakkelijk vangen. En even zo gemakkelijk verdwenen ze weer uit de zinken teilen waarin mijn broer hun terrarium had ingericht. We doorzochten de hele schuur: weg waren ze. Dagen zaten we aan het slootje om te vissen. Wat we vingen lieten we weer vrij. De geur van versgevangen vis; ik ruik het nog.

Met mijn nichtje C logeerde ik bij oma en opa van moeders kant. In hun achtertuin bloeiden de hele zomer dahlia’s in alle kleuren en maten. Daarin stikte het altijd van de oorwurmen. Op zaterdag mochten we opa helpen het grind aan te harken, zodat het er voor de zondag netjes bij lag. Aan de overkant van de weg was de boomgaard. Heerlijke peertjes groeiden daar. En wij konden goed klimmen; het hek was een makkie. Voor het oversteken hoefde je niet eens uit te kijken, er was zo weinig verkeer. We gingen daar ook graag naar het zwembad. Soms mochten we iets kopen, een stroopsoldaatje bijvoorbeeld. Met opa wandelden we over ‘Het Zwarte Pad’. Waarom dat zo heette was niet bekend, het was niet zwart. Hij vermaakte ons met grappige uitdrukkingen, woordgrapjes. En hij heeft ons, dat weet ik nu, op het spoor gezet van de filosofie. Als het al een keer slecht weer was, mochten we op oma’s handnaaimachine poppenkleren maken. Ze leerde ons de kneepjes van het vak.

Bij opa en oma van vaders kant kwamen we ook altijd in de zomer. Op oma’s verjaardag. Met de neefjes en nichtjes speelden we op de bleek. Aan de overkant was een weiland. Je kon daar op het hek zitten mijmeren. En als je durfde ging je naar de koeien, als die er waren. Met mijn vader durfden we altijd.
Soms nam hij ons mee naar de spoorlijn. Daar kon je dichtbij komen, maar gevaarlijk was het wel. Opletten dus. We gingen iets spannends doen. Eerst legde mijn vader zijn (goede) oor op de rails. Als hij hoorde dat de trein in aantocht was, plakte hij met spuug een cent op de rails. Op ruime afstand wachtten wij tot de trein voorbij was gedenderd. Dan was het zoeken geblazen naar de cent, die zo plat was als een dubbeltje.

img038

Op zulke zonnige, warme dagen als nu, gaan mijn gedachten terug naar de zomers van toen. Mooie tijden waren dat. We hebben leren genieten van kleine dingen.

Zie ook andere berichten geplaatst in de categorie familie, bijvoorbeeld Het laatste woord: http://wp.me/p36K0e-1V

Een foto met een verhaal (2)

DSC07798

Op het kleine fotootje met de kartelrand staan mijn opa, mijn vader en mijn oudste broer. Ze zitten met zijn drieën op de rotan bank. Mijn vader heeft zijn overhemdsmouwen opgerold en hij draagt een stropdas. Mijn broer draagt een bloes met korte mouwen en een korte broek. En sandalen, net als mijn vader, met sokken. Opa is in pak. En hij draagt dichte schoenen. Alledrie hebben een bril op. Tot zover een gewoon familiekiekje, gemaakt in de zomer, eind vijftiger jaren.

Op het tafeltje staat een vaasje met rozen; het is de verjaardag van mijn vader, begin juli. Mijn moeder, met haar gevoel voor stijl, heeft het gezellig gemaakt in huis. Ik weet dat mijn vader zich vanochtend behulpzaam heeft getoond. Hij zou de slagroom kloppen, voor op de koffie. Niemand heeft het kunnen proeven. In zijn ijver klopte hij de slagroom tot boter. Ach, het is allang vergeven en vergeten.
Op het tafeltje ligt een pakje sigaretten. Zo te zien Gladstone. Ik vind het fijn dat het een kartonnen doosje is en niet zo’n pakje North State, van zilverpapier en cellofaan. Die doosjes gebruiken wij voor een spelletje: De vierkante boven- en onderkant knippen wij in twee helften en dan komen ze op het stapeltje tussen het elastiekje. Op school, in het speelkwartier spelen wij het spel, meestal in tweetallen: om de beurt trek je een kaartje. Degene die een aansluitend kaartje laat zien, mag ze allebei hebben. Zo spaar je hele stapels, tot het elastiekje op knappen staat.
Onder het tafeltje ligt een stripboek. Daarin heeft mijn broer net nog liggen lezen. Hij heeft het zichzelf geleerd en leest in alle denkbare houdingen alles wat hij te pakken kan krijgen. Hij houdt van leren. Hij leert graag iets uit het hoofd. De Bijbelboeken, bijvoorbeeld, of de namen van de zonen van Jacob. Hij oefent vaak in bed en als hij het onder de knie heeft, gaat hij naar de woonkamer om het mijn ouders te laten horen. Het levert hem soms een dubbeltje op, zo trots is mijn vader dan. Ook is hij heel goed in rekenen. De tafels kent hij in een mum van tijd op zijn duimpje. En ’t liefst de moeilijkste het eerst, de rest is een peulenschil.

Opa vindt dat leuk. Mijn vader heeft hem natuurlijk verteld dat zijn oudste zoon de Bijbelboeken uit zijn hoofd kan opzeggen. Dat wordt gewaardeerd. Niet alleen omdat het om de Bijbel gaat; ijver wordt zeer op prijs gesteld. En het is uiteindelijk de bedoeling dat je wat bereikt in het leven.
Er wordt gelachen; de opgestoken wijsvinger van opa duidt erop dat hij een van zijn favoriete woordgrapjes te berde heeft gebracht.

Ja, opa. Ongemerkt hebben wij veel van hem geleerd. Hij moest eens weten hoe groot zijn invloed is geweest op ons leven. En wat die briljante kleinzoon met zijn ijver en zijn inzicht heeft bereikt.

Zie ook: Een foto met een verhaal http://wp.me/p36K0e-2E

Trijntje Zwijgers

Zou hij ooit nog wel eens aan haar denken, mijn broer in Amerika? Aan Trijntje Zwijgers?
Toen ik twaalf jaar was verhuisden wij naar Oud-Beijerland, in de Hoekse Waard. Van de stad naar het boerenland. Voor mijn vader was dat heerlijk; hij heeft zijn afkomst nooit verloochend. Bovendien had hij promotie gemaakt. Het gaf hem een goed gevoel dat hij door zelfstudie zo ver gekomen was. Voor mijn moeder was het moeilijk; zij miste de stad. Waar ze erg van genoot was haar rol van alwetende vrouw en moeder: in de nieuwe wijk streken veel pas getrouwde paartjes neer. Ze werd vraagbaak, raadgeefster en luisterend oor.

DSC06649

Ik kan me niet herinneren dat wij, mijn broers en ik, er ook maar iets van vonden: wij namen het zoals het was. Maar we genoten wel van de ruimte. Niet meer in de flat, driehoog, maar zo de deur uit. Fietsen, vissen, salamanders vangen. Zwemmen in de rivier.

Door het werk van mijn vader (hij werkte bij de belastingdienst) had hij veel contact met de boerenbevolking. Hij hielp waar hij kon. En vaak kreeg hij daarvoor uit dankbaarheid een beloning in natura. Wij spreidden maar wat graag een hele kist cox op de zolder uit. Wekenlang rodekool eten was niet zo’n probleem. Een mud aardappels in een jute zak in de schuur, naast het kolenhok, prima. Maar de twee hazen die een keer voor Kerst werden gebracht deden me de adem in de keel stokken. We hadden daar allemaal gemengde gevoelens over. De twintig eieren met Pasen kwamen beter tot hun recht.

Die eieren kwamen van boer Zwijgers. Hij woonde een half uur fietsen bij ons vandaan. Op een zonnige zaterdagmiddag – in mijn herinnering was het daar altijd mooi zomerweer op die ene winter van 1963 na – fietsten mijn ouders, mijn broers en ik naar de boerderij. De bruine, leren boodschappentas hing bij mijn moeder aan het stuur. Eieren kopen was het plan.

Na die keer zijn we dat nog veel vaker gaan doen. Meestal gingen mijn broer G en ik alleen. En nooit, maar dan ook nooit ging mijn moeder meer mee. De ‘geur’ van onverschoonde kattenbak was te veel voor haar geweest. Erg veel zeep zal er in huize Zwijgers niet gebruikt zijn.

Wanneer mijn broer en ik terugfietsten hadden we het steevast over de groene tanden van de dochter des huizes, Trijntje. En op de dijk haalden we diep adem. De eieren, zorgvuldig in krant verpakt in de bruine boodschappentas aan het stuur, zullen zeker door mijn moeder voor gebruik zijn afgespoeld.

Na veertien dagen gingen wij weer. Met een heerlijk gevoel van afschuw en ons verheugend op het gesprek op de terugweg over de tanden van Trijntje Zwijgers.

boerderij-10

Wat je nooit meer ziet….

Ik kan het mis hebben, maar volgens mij is wat op onderstaand lijstje voorkomt pure nostalgie. En de lijst kan zeker nog worden uitgebreid.

– Houten blokken op de trappers van je veel te hoge fiets.
– Richtingaanwijzers die uit de zijkant van de auto tevoorschijn kwamen.
– Rolschaatsen (Hudora). En dan op weg met de sleutel aan een veter om je nek om de moeren vast te kunnen draaien.
– Rubber stripjes die aan de achterkant van een auto over straat slepen, zogenaamd tegen wagenziekte.
– Een rieten mand als kinderzitje dwars op de bagagedrager van de fiets.
– Zweeptollen, zelf versierd met kleurpotlood en/of punaises.
– Priktollen, idem. (Enorme uitdaging om dat te beheersen).

62893_1

– Tweekleurige versiering voor de remkabels van je fiets.
– Een zadeltje op de stang van een herenfiets.
– Stepjes en een ruggesteuntje op de bagagedrager van de fiets.
– Sanovite, een soort volkoren crackers, die erg aan je kiezen bleven plakken.
– Castella (kopjes sparen voor handdoeken), Lodaline (met plastic drukkralen in de fles; merchandising – toen al), Radion.

images (1)

– Bazooka kauwgom, met stripjes van Bazooka-Joe (wat mijn broer toen fonetisch uitsprak. Nu spreekt hij alleen nog Engels en weet bijna niet meer hoe je Nederlands spreekt).
– Juicy Fruit (nog wel te zien in de geweldige klassieker: One Flew Over the Cuckoo’s Nest).
– Medinos tandpasta (gele tube met een hondje).

75303-1-2_1

– Berkenshampoo en berkenhaarwater, van Dr. Dralle (Deze naam had voor mij een magische klank. Mijn opa gebruikte het. Hij woonde ook nog eens aan de Berkenkade).
– De vergulde hand scheerzeep met kwast.
– Een puntzakje zwart-wit, gekocht bij de drogist. Net als zoethout trouwens.
– Echte kerstboom met echte kaarsjes.
– Een theebeurs, met zo’n knip bovenop. Bedoeld om de theepot (zie je ook niet veel meer, met al die theezakjes) warm te houden.
– Klaarovers, compleet met ‘spiegelei’, koppel en lange witte jas. (Ben ik vroeger, in de zesde klas nog geweest).
– De bakelieten muurtelefoon (Toen ging het – zonder mobieltje – ook goed).

Zie ook: Wat je nooit meer ziet 2: http://wp.me/p36K0e-7I

Wie is wie?

Vijf nichies bereiden een reünie voor van de familie die afstamt van Gerrit van Ommering en Johanna van Dorp, hun opa en oma.

Er valt over deze vijf leuke, actieve vrouwen een heleboel te vertellen. Maar laten we, om te beginnen, een vergelijkend “warenonderzoek” doen.

 -De volgende gegevens zouden trouwens ook goed gebruikt kunnen worden als aanwijzingen voor een logische puzzel-

Vier nichten zijn de dochter van een zoon, één de dochter van een dochter.
Twee van hen komen uit een gezin met drie kinderen, twee uit een gezin met twee kinderen en één is enig kind.
Twee zijn in de vijftig, drie zijn in de zestig.
Drie zijn met pensioen, twee zijn nog volop aan het werk.
Twee hebben twee dochters, één heeft twee zoons, één heeft een zoon en een dochter, één heeft twee dochters en een zoon.
Drie van hen hebben kleinkinderen; één drie kleinzoons, één drie kleindochters, één twee kleinzoons en een kleindochter.
Van twee van hen is de oudere zus overleden.
Twee zijn weduwe, twee zijn gescheiden, één is getrouwd.
Van drie van hen zijn beide ouders overleden, van één de vader, van één de moeder.
Drie van hen hebben een broer die Gerrit heet.
Van drie van hen is de doopnaam Johanna.DSC03638-003

Zie ook andere berichten geplaatst in categorie familie, bijvoorbeeld:
Het laatste woord, http://wp.me/p36K0e-1V
Zomers van toen, http://wp.me/p36K0e-8m
Foto met opdracht, http://wp.me/p36K0e-cG