Kunstkennertje

20160229_124800

Hij houdt van lijstjes
De behendigste voetballer
De beste keeper
De snelste wielrenner
Maar ook
De tien beroemdste schilderijen

Een daarvan gaan wij bekijken
Het staat op nummer acht
Hij droomt ’s nachts dat hij voor het grote doek staat
Zal hij de beschadigingen
Nog kunnen zien?
Zal hij de schilder op het doek herkennen?

De plattegrond in de hand
Loopt hij bijna rechtstreeks naar de juiste zaal
En daar, aan het eind
Hangt breeduit waar hij zich zo op had verheugd
De Nachtwacht

Je ziet niks meer van de krassen
Zegt hij, bijna opgelucht
Wel ziet hij twee keer Rembrandt
En de kapitein vindt hij het mooist geschilderd

Als hij later directeur wordt van dit museum
Koopt hij De Volharding der Herinnering
Van Salvador Dali

Maar nu is hij nog even verdiept
In de Bedreigde Zwaan van Asselijn
Die op zijn eigen lijstje komt
Van de tien mooiste schilderijen ever

Alles op zijn tijd

img135

—————————————————————————————————————–

De afbeelding van het schilderij De Bedreigde Zwaan komt van het internet.

Munch : Van Gogh, voor het laatst

img096
Het is een luxe om niet al te ver van Amsterdam te wonen. Zodra het in je hoofd opkomt, kun je de trein pakken en een museum bezoeken.

In november ga ik op een vroege zondagochtend naar het vernieuwde van Goghmuseum voor de tentoonstelling Munch : Van Gogh. De “eftelingrij” is nog niet al te lang, en met een vooraf uitgeprint toegangsbewijs moet het mogelijk zijn om snel binnen te komen. En dat lukt.

Er is een enorme hoeveelheid personeel aangetrokken om alles in goede banen te leiden. Iedereen gaat door de juiste poortjes, over de juiste trappen naar de juiste ingang. Want denk niet dat een uitgang ook ingang is! Daar zit namelijk een jongen – die natuurlijk ook maar doet wat hem is opgedragen – op een krukje mensen weg te jagen die door de openstaande deuren naar binnen willen. Stel dat je halverwege de tentoonstelling begint! Tegen de stroom in!

Ik begin dus netjes bij het begin. Mijn blik wordt direct al getrokken door twee schilderijen die ik noch aan van Gogh, noch aan Munch kan toeschrijven. Het blijken schilders die Munch hebben geïnspireerd. Ik ben verkocht. Christian Krohg en Hans Heyerdahl maken een verpletterende indruk. Kwam ik niet voor de aangekondigde schilders? Voor nota bene Munch in een Nederlands museum. Ja, maar…..

Ik scheur me los en dwing mezelf de korte film te bekijken, waarvan ik de nodige toelichting verwacht. Dat valt een beetje tegen. Over van Gogh is inmiddels redelijk veel bekend, over Munch had ik nog wel meer willen weten.
Maar als ik zijn schilderijen daarna op me laat inwerken, wordt mij toch een heel verhaal verteld. Vooral verduidelijkend is zijn schets met begeleidende tekst waaruit blijkt hoe het schilderij “De Schreeuw” is ontstaan. Een paar woorden zijn al genoeg om de sfeer van dat moment, dat uur, die dag op te roepen. En nee hoor, niet de persoon schreeuwt, het is de natuur:
Wanhoop.
Ik wandelde over de weg met twee vrienden – toen ging de zon onder. De hemel werd plotseling bloedrood en er sloeg een golf van weemoed door me heen. Ik bleef staan en leunde tegen het hek, dodelijk vermoeid. Boven de blauwzwarte fjord hingen bloed en vlammentongen. Mijn vrienden liepen verder, ik bleef trillend van angst achter – en voelde een luide, eindeloze schreeuw door de natuur gaan.

Die weemoed en wanhoop is als een roofvogel, die zich in zijn hart heeft vastgebeten, zich in zijn ziel heeft genesteld, en zijn verstand heeft verduisterd. Ook hiervan in de vitrine een schets met tekst.

Munch en Van Gogh. Ik betrap mezelf erop dat alleen de eerste mijn volledige aandacht krijgt. De beide schilders leefden voor een deel in dezelfde tijd. Ze hebben elkaar echter nooit ontmoet. Het komt op mij een beetje geforceerd over om ze expliciet ter vergelijking bij elkaar te hangen. Ook al lijden beiden aan geestelijke onrust, toch is hun werk totaal verschillend. Van Gogh schildert over het algemeen naar de natuur, voor Munch is het psych(olog)ische veel vaker het uitgangspunt. Een bekende uitspraak van hem is dan ook: “Ik schilder niet wat ik zie, maar wat ik zag!”

Hoe goed bedoeld ook, ik vind de trend die je tegenwoordig in een tal van musea aantreft, niet altijd even gelukkig gekozen. Er worden steeds weer (vermeende?) verbanden gelegd. Schilders met elkaar vergeleken, aan elkaar gekoppeld. Invloeden toegedicht, waarvan ik me soms afvraag of het wel klopt. Ik vind het vaak rommelig en moet te veel schakelen.
Uiteraard wordt de kunstenaar beïnvloed: door anderen, door de tijdgeest, door de omgeving, maar toch blijft zijn kunst heel persoonlijk en is deze niet met die van anderen te vergelijken.

Die manier van verbanden leggen, overeenkomsten of verschillen zoeken zal wel met de huidige tijd te maken hebben: alles wordt gecommuniceerd, gedeeld en becommentarieerd. Het moet lekker luchtig zijn. Iedereen moet overal over kunnen meepraten, zijn mening over kunnen ventileren. (Tja. Een beetje zoals ik nu dus ook doe…….)

Ik houd van een chronologische opbouw van een tentoonstelling, zodat je de ontwikkeling van de kunstenaar ziet aan zijn eigen werk. Ik vind het dan ook grappig op de site van het museum te lezen, dat dit ook gold voor beide schilders:
Vincent en Edvard hadden ieder voor zich grote plannen voor hun belangrijkste werken. Ze wilden ze als een samenhangend geheel laten zien, als een serie. Daardoor zouden hun schilderijen meer betekenis krijgen.

Toch heeft het Van Gogh gekozen voor een meer thematische indeling. Het zij zo.

Hans_heyerdahl_fiskergutten_1886

Gisteren realiseerde ik me ineens dat de tentoonstelling op zijn einde loopt. Nog één keer rondlopen en de verse sneeuw van Munch zien. Een schetsje maken van de roofvogel. Maar vooral….. me nog één keer verlustigen aan zijn inspiratiebronnen: Krohg en Heyerdahl. Nog één keer de jongen aandachtig naar zijn hengel zien staren. Nog één keer de uitgeputte moeder en haar vol overgave slapende, rozige baby zien. Ik kan er weer tijden tegen!

Christian_Krohg-Sovende_mor_med_barn_1883

——————————————————————————————————————-

De afbeeldingen van de schilderijen van Krohg (Slapende moeder met kind) en van Heyerdahl (Vissersjongen) komen van het internet.

Film over Edvard Munch: https://www.eyefilm.nl/film/edvard-munch?program_id=11778818

Panoramisch

DSC00884

Als veel mensen van niets weten, heb je geluk.
Dat is een cryptische omschrijving van: op maandag is het Panorama Mesdag open en dat weet niet iedereen. Wij wisten het. Een zeer gedienstige suppoost tilde de rollator naar boven. Heerlijk rustig was het daar! Het was zelfs zo stil dat we op een gegeven moment met zijn vieren in de verte stonden te turen. Een van die vier was een suppoost, die moest wel, dus die telt niet mee. Bleven over een Japanse toerist en wij, de “oude” vriendin en ik. De eerlijkheid gebiedt te vermelden dat er net daarvoor een groep van twintig mensen naar de boten, golven en duinen stond te kijken en uitleg kreeg in het Ivriet. Maar daarna hadden we weer het rijk alleen. En dat midden in de vakantie!

DSC00912

Het enorme schilderij kreeg een flinke opknapbeurt en ziet er weer fris en helder uit. Wat ik me van eerdere bezoeken niet meer herinnerde, is het licht. Nu viel het me op: de zon die, gefilterd door het enorme doek, op het tafereel schijnt, uiteraard van tijd tot tijd versluierd door een wolk. Het maakt alles zo echt. Je weet dat je naar een levensgroot schilderij staat te kijken, maar je waant je echt aan zee. Je voelt het, ruikt het, hoort het.

DSC00894

DSC00891

DSC00900

DSC00892

Omdat we zo heerlijk rustig konden kijken, zagen we meer dan anders het geval zou zijn geweest. En wat zijn ze leuk, die details. Voor J.T. was het cliché ‘feest der herkenning’ werkelijkheid; opgegroeid in Scheveningen kon ze me tekst en uitleg geven over dat toen nog kleine vissersdorpje. “Haar tijd” in beelden gevat.

DSC00887

De dag eindigde, geheel in stijl, met een grote pan mosselen geserveerd op een terras in Kijkduin met panoramisch uitzicht. Met een uitstekende witte wijn toastten wij op deze mooie dag.

Ze was moe, zei ze toen ik haar thuisbracht, maar wat had ze genoten. Wat ben ik trots op deze (bijna) negenentachtigjarige vrouw, die nog zo midden in het leven staat. En die haar al zo rijke geest blijft voeden. Ik voel me bevoorrecht dat ik daar af en toe getuige van mag zijn.

DSC00921

Mozart, Dumas en een fikse boete

20140920_160634

Woest en onstuimig leven: we doen nog steeds ons best, vriendin MD en ik. Afgelopen zaterdag deden we een hernieuwde poging.

Met de kaartjes voor “Die Entführung aus dem Serail” (veelbelovende titel in dit verband!) mogen we gratis met de tram. De ZaterdagMatinee in het Concertgebouw zal deze Duitse opera van Mozart brengen en we hebben er zin in.
Het is nog wel een hele toer om op het terras van Het Stedelijk op tijd een broodje geserveerd te krijgen, zo druk is het op deze stralende dag in september. De obers genieten ook van het prachtige weer, zijn in voor een gezellig praatje en maken zich, terecht, niet al te druk. Maar kom op, ons motto getrouw zijn we nergens bang voor: living on the edge!

Dus schuiven we om vijf voor half twee de zaal in. Een passender entourage voor dit “Singspiel” uit 1782, waarin, volgens keizer Jozef ll, Mozart zich te veel had uitgeleefd (“Zuviel Noten”, lieber Mozart), is nauwelijks te bedenken. Met de ogen dicht kun je je makkelijk wanen in het Wenen van de achttiende eeuw. Het sfeertje uit de film Amadeus is zo opgeroepen.

Het flinterdunne verhaal, waar Mozart op een inventieve manier mee aan de haal is gegaan, wordt met veel liefde, plezier en enthousiasme gebracht. Zo mooi om te ervaren hoe de reactie van het publiek effect heeft op de zangers: ze trekken echt alles uit de kast, om het oneerbiedig te zeggen.
Het orkest speelt de prachtige en krachtige melodieën met volle inzet, terwijl men zich met groot plezier ook aan een flink aantal grapjes te buiten gaat. De dirigent, René Jacobs, volgt volledig de tekst en de muziek van “toen”, maar toch is zijn zeer inventieve inbreng niet te verwaarlozen. Het is een sublieme voorstelling, waarin de jonge zangers het publiek verbijsterd doen staan van hun kunnen.
Heerlijk is het om dit virtuoze spel te zien, te horen, te beleven. Bijna vier uur lang genieten; het is onbegrijpelijk dat tijd ineens niet lijkt te bestaan. Wel zijn er twee pauzes, waarin, ook niet onbelangrijk, een heerlijk wijntje wordt geschonken en waarin je leuk mensen kunt kijken. Kortom, een heerlijke middag, waar we intens van genieten, en velen met ons.

Om half zes, knipperend tegen het zonlicht, steken wij, met gevaar voor eigen leven (!) de van Baerlestraat over. Het Museumplein, in dit licht, met uitzicht op het Rijksmuseum: wat een schoonheid. Zijn we nog lyrisch vanwege de omhulling door de schitterende muziek? Betoverd door Mozart? We voelen ons krachtig en tot veel in staat.

DSC09156

Het Stedelijk is tot zes uur open. En o, loflied op de museumkaart, we gaan dus nog even naar binnen. Een compleet contrast met onze culturele consumptie van amper een kwartier geleden is de expositie van Marlène Dumas. Wat heerlijk om hier die trap op te lopen, de geuren op te snuiven, de kleurige neonverlichting te zien. We “doen” dit op een holletje. Even snuffelen aan datgene waar heel museaal Nederland de mond van vol heeft. En waar ik zelf, eerlijk is eerlijk, nooit zo weg van was. Het blijkt echter zeer de moeite waard: woest en onstuimig tot kalm en ingetogen werk. Gelukkig is de afspraak om de expositie rustig te bekijken allang gemaakt. Een herkansing, binnenkort.

20140920_174045

Tijd om te gaan. Richting Leidseplein. Het borrelt. Weet je nog? Hier zagen we Ramses Shaffy de weg oversteken, zo dronken als wat. Wat vonden wij hem leuk! En hier waren we met vriendin K, die midden op de weg een dansje maakte. En o, ja, daar kwam jij toch ook, bij Zorba De Buddha, die disco waar je tot diep in de nacht kon swingen? En die expositie van Mondriaan, weet jij dat nog? O, ja, ergens aan de Amstel was dat. Daar, bij die pinautomaat raakte jij in gesprek met die Ier, weet je nog welke goede tips hij je gaf? En daar, op dat terras dronken we koffie. Nee, dat gepikte kopje heb ik niet meer. Daar aten we pizza. Ja, we weten het allemaal nog. En meer dan dat. Al die herinneringen aan een leven dat ook toen al niet woest en onstuimig was. Maar we hebben ons best gedaan.

Laat ook maar. We eten pizza op het terras van het tentje waar we dat een half leven geleden al deden, drinken wijn, halen nog meer herinneringen op.

Woest en onstuimig stappen we in de tram: de verkeerde ingang. We worden streng en vermanend toegesproken door de conducteur. Nooit mogen we dit meer doen, op straffe van een boete van tachtig euro! Giechelend ploffen we neer op een bankje achterin. Als twee jonge meiden, die niet al een heel leven achter zich hebben.
Zuviel Noten. Jazeker!

Zonnebloemen

img033De laatste suppoost rende, diep in zijn jas gedoken, naar de tram. Het regende nog steeds. Hij deed het licht uit, toetste de code van het alarm in en eenmaal buiten draaide hij de deur van het museum op slot. Het was een drukke dag geweest. Vanwege de hevige regen hadden veel toeristen liever een droge dag in één van de musea doorgebracht, in plaats van een rondvaart te maken of te slenteren langs de zeventiende-eeuwse gevels.

Het werd al donker. De tram reed net voor zijn neus weg. Dan maar lopend naar huis. Hij huiverde. Toch was het goed om even in de frisse lucht te zijn. Opgewekt zette hij er flink de pas in. Er wachtte hem een heerlijke maaltijd, wist hij. Elke zondag maakte zijn vrouw er speciaal voor hem een feestmaal van. Een goede wijn erbij en na het dessert koffie met een oude armagnac.

Net om de hoek was de bloemenman zijn stalletje aan het leegruimen. Hij haalde de zonnebloemen uit de emmers en goot die leeg op het toch al natte asfalt. Zou hij? Ach ja. Voor tien euro kreeg hij de laatste drie bossen mee.

Met een stralende lach nam ze het boeket in ontvangst. Prachtig zijn ze; zo groot en zo veel! Wil jij misschien? Natuurlijk wilde hij dat.

Terwijl zij de laatste hand legde aan de maaltijd, sneed hij de bloemen af en schikte ze in de oude vaas die ze van zijn moeder hadden geërfd. Tot twee keer toe viel die om en moest hij de bloemen nog wat korter snijden. De laatste drie perste hij er met geweld bij.

Tevreden met het resultaat zette hij zich verwachtingsvol aan de rijk gedekte tafel. Morgen bel ik die Engelse kunsthistoricus, dacht hij. Heeft die schilder er een potje van gemaakt?

……………………………………………………………………………………………………..

Dit is een verhaal in de serie WE-300. Een schrijfuitdaging van Plato. (http://platoonline.wordpress.com/, hier kun je ook andere leuke, spannende, ontroerende verhalen lezen) De bedoeling is een verhaal te schrijven van 300 woorden, waarin een bepaald woord niet mag voorkomen, terwijl het wel duidelijk moet zijn dat het daar om draait. In dit geval was het verboden woord: verwennen

Andere berichten in de categorie WE-300:

Soezen (verwennen): http://wp.me/s36K0e-soezen
De brief (spinnen): http://wp.me/p36K0e-bl
In The Looking Glass (schakelen): http://wp.me/p36K0e-9N
Struikelen over het verleden (schakelen): http://wp.me/p36K0e-9U

Rembrandt uit en thuis

DSC08495

Vrijdagavond brachten vriendin MD en ik een bezoek aan het Rijksmuseum. Bij de ingang onder de traverse werden we bijzonder vriendelijk verwelkomd door een groepje aardige jonge mensen – studenten dachten wij – in zwarte broek en rode blouse. We werden voorzien van een plattegrond en een consumptiebon en naar de garderobe verwezen. Daar stond weer een hele batterij vrolijke jongeren, dit keer in kaki outfit, te azen op onze jassen.
Na de koffie, geserveerd door een bijzonder aardige jonge vrouw in stemmig zwarte kleding, begonnen we ons ware VIP’s te voelen. We hoefden niet zelf de lift te zoeken, die werd ons gewezen. Zelfs het lichtjes optrekken van een wenkbrauw deed al iemand toesnellen met de vraag of wij ergens bij geholpen dienden te worden.

En eindelijk stonden we er. Voor de Nachtwacht. Na al die jaren weer oog in oog met dat kleine meisje. Maar nee, we wilden ons niet voor dit indrukwekkende schuttersstuk laten vereeuwigen door een van de toegesnelde fotografen. Heiligschennis vonden wij. Wat was het heerlijk om zo rustig door de zalen te lopen en al die prachtige werken weer te zien.

Bij de meeste schilderijen stonden (ook weer jonge) medewerkers klaar om vragen te beantwoorden en toelichting te geven. De zeer deskundige technische verhandeling maakte ons veel wijzer en we mochten overal bijna letterlijk met onze neuzen op staan.
“Rembrandt manipuleerde met licht; niet alleen door de heldere, lichte kleuren die hij koos, maar vooral ook door pasteus te schilderen. Dikke plakkaten verf bracht hij op, waarbij hij paletmes en soms zelfs zijn handen gebruikte. Zo spat het licht van het schilderij.”

Alleen bij het verhaal dat de enthousiaste vrouw vertelde over de ‘waarheid’ achter Het Joodse Bruidje had ik mijn twijfels. Deze titel is pas later aan het schilderij gegeven. Oorspronkelijk schilderde Rembrandt een Bijbels thema. Het schilderij zou ooit groter zijn geweest en linksboven was toen een raam te zien met daarachter de farao. Tot zover kon ik daar wel in mee gaan; tenslotte is er ook ooit een stuk van de oorspronkelijke Nachtwacht afgesneden wegens plaatsgebrek. Maar daarna vertelde zij het volgende:
“Eigenlijk zijn hier Izaäk en Rebecca afgebeeld. Izaäk wilde niet dat de koning (de farao dus) wist dat Rebecca en hij getrouwd waren, omdat hij bang was dat hij gedood zou worden, zodat de koning met zijn vrouw zou kunnen trouwen. In het geheim beminden zij elkaar, wat duidelijk te zien is op het schilderij; de blik, de tedere hand op de borst, de hand van de vrouw die de vingers van haar man beroert. En: hoort de vrouw soms iets?”

We bedankten voor de uitleg, maar bij mij begon er gaandeweg iets te knagen. Er klopte iets niet. Dit verhaal kende ik in een andere setting, namelijk wanneer Abram en Sarai, de latere ouders van Izaäk, in Egypte zijn, tijdens een hongersnood in het land Kanaän. Abram wil niet dat Sarai als zijn vrouw wordt gezien, en stelt haar voor als zijn zuster. Het hele verhaal is te lezen in Genesis 12: 10-20. Had de medewerkster zich vergist? Of wist ze niet beter? Toen ik er iets over vroeg, antwoordde ze dat ze niet zo bijbelvast was. Dat hoeft natuurlijk ook niet, maar je moet wel weten waar je het over hebt, wanneer je zo’n enorme tip van de sluier oplicht.

Ik vind het jammer dat tegenwoordig vaak de basiskennis ontbreekt. Er is in de loop der eeuwen zoveel geschilderd naar teksten en figuren uit de bijbel, dat het me noodzakelijk lijkt voor studenten kunstgeschiedenis en medewerkers van musea met oude kunst, om kennis te nemen van de meest gangbare verhalen. Zie het als algemene ontwikkeling. Het is alles zo verweven met onze cultuur.

Maar genoten hebben we, van ons brave en ingetogen uitje. (Weer niet woest en onstuimig, dus) En thuis? Ja toen werd er bij P & W nog uitgebreid gesproken over De Staalmeesters. Een onverwacht interessante afsluiting van een bijzonder geslaagde avond.

Zie ook Hundertwasser uit en thuis: http://wp.me/p36K0e-aE

In the Looking Glass

droogkapNadat de laatste klant was vertrokken, veegde hij de plukken haar bij elkaar, ordende de flesjes versteviger en de bussen haarlak en spoelde de wasbak schoon. Het was een drukke dag geweest. Vrijdag. Dan kwamen de dametjes uit het dorp hun haar laten doen. Zondag in de kerk zag je dan allemaal dezelfde grijze permanentjes onder de hoedjes uitpiepen. Ach, hij deed het met liefde. En zijn vrouw nam een groot deel voor haar rekening. Maar op sommige dagen, zoals vandaag, moest hij moeite doen om een goed gesprek op gang te houden. Kappers staan bekend om hun spraakzaamheid, maar Gerard was een dromer en niet altijd in staat tot een koetjes-en-kalfjesgesprek.

Hij plofte in een stoel en staarde in de spiegel. Was hij dat? Een middelbare man, grijzend aan de slapen? Kapper in een dorp waar nooit iets gebeurde. Keurig getrouwd en twee kinderen. Door de week de zaak en in het weekend het gezin en de familie. Terwijl…. Hij schudde zijn hoofd. Niet aan denken nu. Hij was kunstzinnig aangelegd. Bruidskapsels waren zijn specialiteit. De vrouwen die door hem gekapt waren, konden voor de dag komen in het gemeentehuis en de kerk.

Weer dwaalden zijn gedachten af. Naar die klant van vorige week. Dat prachtige, blonde, halflange haar. Wassen en knippen, hij was zorgvuldig te werk gegaan. Het gesprek vlotte buitengewoon; over kunst, musea, Amsterdam, uitgaan…. Telkens ontmoetten hun ogen elkaar in de spiegel. Mooie ogen, zag Gerard. Een lieve glimlach.
“Mag ik je bellen?”, vroeg hij bij het afrekenen. “Woon je hier?” “In Amsterdam”, was het antwoord. “Bel maar liever niet, dat vind mijn vriend niet leuk”. Voor het laatst ontmoetten hun ogen elkaar. De jongen draaide zich resoluut om en liep naar de deur.
“O Tessa”, riep Gerard vertwijfeld uit, “hoe moet dat nu met ons?”

WE-300 is een schrijf-’uitdaging’ van Plato (http://platoonline.wordpress.com).
Schrijf een verhaal van 300 woorden waarin een door Plato bedacht woord niet mag voorkomen, maar het moet wel duidelijk zijn dat het verhaal erom draait. In dit geval was het verboden woord: schakelen.

In de geest van Comenius

Op het plein voor de Oude Kerk in Naarden ontmoetten wij elkaar. Broer J, schoonzusje M en ik. We zouden ons deze dag met Comenius gaan bezighouden; het museum en het mausoleum bezoeken op een voormalig stukje Tsjechisch grondgebied. En omdat er bij de kerk een enorm bronzen beeld van deze grote pedagoog en didacticus staat, begon onze queeste daar.

DSC08198

De kerkdeur stond wijd open. Dat is voor een Nederlandse kerk bijzonder. De dame achter de balie sprak ons streng toe: tijdens de expositie van The World Press Photo mochten we niet gratis de kerk bekijken. Een volgende keer dan maar; de plafondschilderingen trokken ons meer dan alle ellende op de foto’s. Net wilden we onverrichter zake terugkeren naar Komenský, toen we moesten uitwijken voor de heer die kennelijk ook achter de balie hoorde, maar met twee kopjes koffie op een blad tussen de bezoekers door laveerde om zonder knoeien de plichtsgetrouwe dame te bereiken.

Van onze vergeefse poging de kerk te bezichtigen had hij niets gemerkt, maar kennelijk voelde hij aan dat wij zijn interesse voor dit gebouw deelden. Zonder zich een ogenblik te bedenken zette hij de koffie neer en kwam naar ons toe. Enthousiast, gedreven zelfs, begon hij te vertellen over het prachtig beschilderde plafond. Uit mijn ooghoek zag ik de dame wel naar ons kijken. Ze wist kennelijk niet goed wat ze met de situatie aan moest; ze had ons net een bezichtiging verboden en nu hadden we toch min of meer onze zin. (Later bleek dat zij dit werk voor de eerste keer deed en zich van haar beste kant wilde laten zien.)

Maar we bleven gewoon als brave burgers bij de ingang staan. Van daaruit hadden we een mooi overzicht over de plafondschilderingen. De aardige man wees ons op de symbolische overeenkomst tussen de afbeeldingen. In de rechterrij zijn situaties uit het oude testament te zien, welke corresponderen met beelden uit het nieuwe testament in de linkerrij. Hij toonde ons wat voorbeelden: Izaäk sjouwt met de takkenbossen, waarop hij als een lam geofferd zal moeten worden, tegenover Jezus die zijn kruis draagt. De graflegging van Jezus tegenover Jona, die wordt opgeslokt door een vis. Tja, World Press avant la lèttre…..

img072

img071

Comenius, op zijn enorme sokkel, leek wel wat vriendelijker te kijken toen wij zo goed geïnformeerd de kerk uit kwamen; hij zou trots zijn geweest op deze spontane uiting van aanschouwelijk onderwijs.

DSC08197

Gek genoeg

Vriendin MD en ik spraken een aantal jaren geleden af, dat we op een keer woest en onstuimig zouden gaan leven. Ooit. Hoe dat leven eruit zou gaan zien, ja daar hadden we geen idee van. Zelfs wisten we niet precies wat we ons moesten voorstellen bij woest en onstuimig. Helemaal niet erg natuurlijk, want als de tijd daar was zou dit vanzelf aan ons geopenbaard worden.

Om de een of andere reden kwam het maar niet uit de verf. Regelmatig herinnerden wij elkaar aan de afspraak. Op menig verjaars- of nieuwjaarskaartje werd de belofte ten overvloede genoteerd: “Van harte! In het kader van woest en onstuimig leven nodig ik je uit voor een film in het filmhuis.” Of: “Ik wens je een rustige kerst en een woest en onstuimig nieuw jaar.”

Woest en onstuimig leven; wie wil dat nou niet?

Het komt er uiteindelijk op neer dat wij dat, diep in ons hart, inderdaad niet willen. Of niet durven. Of dat we niet weten hoe het moet. Waarom leven wij het leven dat we al jaren doen? Gewoon, zonder al te veel gekke dingen? Wat weerhoudt ons ervan om de afspraak na te komen? Uitvluchten waren er tot nu toe genoeg. Zorg voor kinderen, ouders, drukke baan, maar die gelden niet of nauwelijks meer.

Nee, woest en onstuimig; het zal er niet van komen. En daar moeten we ons dan maar bij neerleggen. Als gevleugelde uitspraak zal hij het goed blijven doen, het staat leuk als kreet op een kaartje, maar meer moeten we ons er niet bij voorstellen.

Wel hebben we van tijd tot tijd bijzonder leuke uitjes. Een gewoon uitje wordt om een of andere reden doorgaans heel speciaal. Hoe dat komt is niet helemaal duidelijk, maar het is een feit. Een bezoek aan het Drents Museum, De Sovjet Mythe, wordt, ondanks de sneeuw, de kou en de vertraging op het spoor, een geweldige dag. We genieten van de kunst, de lunch in het uit Den Haag overgeplaatste café Krul en van een onverwachte ontmoeting op het station. Een strandwandeling, op een bewolkte middag, die zodra wij het strand op lopen, stralend zonnig wordt, is een cadeautje. We vinden krabbenschildjes en door het heiige weer zijn de windmolens niet zichtbaar. De film, waarvan we niet zeker wisten of hij de moeite waard was, bleek een schot in de roos. Het diner vooraf, in het Filmhuisrestaurant, ook. En de lijst kan nog worden aangevuld.

Het is maar één keer de mist ingegaan. Wij kregen van een kennis twee kaartjes voor een cabaretvoorstelling in het theater, waar zij zelf niet naartoe kon. Toen de pauze begon hadden wij nog niet één keer gelachen en bijna voortdurend met kromme tenen gezeten. We zijn weggegaan en hebben een goed glas wijn gedronken in een gezellig café. Dus uiteindelijk kwam ook dat uitje weer goed.

Ons laatste uitje was ontbijten op het strand. Om het begin van de vakantie te vieren. Het was prachtig weer. De broodjes waren vers, de koffie was goed. Dat er speculaasjes bij werden geserveerd namen we op de koop toe. Dat we uitzicht hadden op het windmolenpark ook.
Het enige onstuimige was de wind, die alle parasols uit de grond blies. En woest was alleen de persoon die daardoor werd geraakt.

Woest en onstuimig? Ach welnee. Wij doen maar gewoon, dat is al gek genoeg.

DSC07975

Een oude vriendin

In de jaren vijftig woonden wij in Den Haag. In een van de naoorlogse nieuwbouwwijken. Deze wijken trokken uiteraard veel jonge gezinnen. Zo leerden wij veel kinderen kennen en mijn ouders veel gelijkgestemde volwassenen. De oorlog was voorbij. Er moest gewerkt worden; iedereen begon met goede moed aan een nieuw bestaan. Er was weer toekomst.

Wij speelden veel buiten. Er was genoeg ruimte, er was weinig verkeer en als de werklui naar huis waren, kon je heerlijk in de bouw rondscharrelen. Er waren “landjes”, waar het flink drassig kon zijn, zodat je laarzen overliepen. Er groeiden al snel wilgen, waar je in kon klimmen. We bouwden hutten, zochten rupsen en waterslakken.

images

De volwassenen wisten niet wat we uitspookten, al zullen ze wel een vermoeden hebben gehad, wanneer we moe en onder de modder thuiskwamen. Het was natuurlijk erg onschuldig allemaal, maar wij hadden het idee dat we de wereld ontdekten. Dat we grote geheimen hadden. Dat alles voor de eerste keer gebeurde, wat in zekere zin ook zo was.

Ik ben wel eens benieuwd hoe het iedereen is vergaan, die vriendjes en vriendinnetjes van weleer. We stonden aan het begin van ons leven en zijn uiteindelijk alle kanten opgegaan.

Wij op onze beurt wisten nauwelijks waar de volwassenen zich mee bezig hielden. Ook zij ontdekten de wereld, hun nieuwe wereld. Mijn ouders kwamen uit een dorp en ze moesten acclimatiseren in de grote stad. Het ging ze goed af. Al snel bouwden zij een vriendenkring op. Dat ze lid waren van de kerk was daarbij een prettige bijkomstigheid. Zij bespraken zaken met elkaar waar wij geen weet van hadden. Zo gaat het en dat is ook goed.

Maar nu ben ik benieuwd naar hoe het leven van onze ouders in die tijd was. Waar hielden ze zich mee bezig? Waar spraken zij over? Wat was belangrijk voor hen? Wat was essentieel? Wat verschafte hen vreugde, wat veroorzaakte verdriet? Welke plannen hadden ze?

We verhuisden een aantal keer, maar de goede vriendschappen van mijn ouders bleven intact.
Toen mijn moeder overleed kwam een van de vroegere vriendinnen naar de crematie. Wij spraken elkaar kort, maar het was een warm gesprek. Ze woonde nog steeds in Den Haag. Niet ver van de plaats waar wij in de jaren vijftig woonden. Een goed verzorgde dame van tegen de tachtig. Weduwe inmiddels.

Nadat mijn vader was overleden kwam zij weer, zoals het goede vrienden betaamt. We spraken af, dat we contact met elkaar zouden opnemen. Dat deden we echt. We bellen elkaar nu zelfs regelmatig. Sturen elkaar kunstkaarten. Raden elkaar boeken aan. En we ontmoeten elkaar. Het mooie is, dat we na een museumbezoek of een concert aan de praat raken over die Haagse tijd. Ik kom zaken aan de weet, die vaag waren, of waar ik alleen maar naar kon gissen, maar die voor de herinnering aan mijn ouders grote waarde hebben.

Door de bijzondere gesprekken met haar, gaan mijn ouders voor mij weer een beetje leven. En voor haar herleeft “die goede oude tijd”.