Vissen

Zij aan zij, als vanouds
De blik op de smalle sloot
Waar de vis moet zitten
Geduld wordt beloond

Woordeloos genoegen
De rust van het groen
De geur van het water
De roep van de grutto

De zekerheid van vette wormen
In het oude blikje
De emmer die klaarstaat
Alles als vanouds

Terwijl de dobber
De volle aandacht vraagt
Kun je in veiligheid
Je gedachten laten vieren

Straks, tegen het middaguur
Bakken zij twee visjes
Precies zoals oma
Dat vorig jaar nog deed

Vooruit, haal op jongen
Je hebt beet!

O, die poëzie

De poëzie loopt als een rode draad door mijn leven. Het begon al heel vroeg in mijn jeugd.
Mijn moeder las voor uit de vier deeltjes: Lente, Zomer, Herfst en Winter, geschreven en geïllustreerd door Rie Cramer. Wanneer ik er nu in blader, komt de gezelligheid van toen weer helemaal terug. In de zon, op moeders schoot, luisteren naar de lieflijke gedichtjes. Ik herken ze allemaal nog en ik zou ze, met een beetje goede wil, uit mijn hoofd kunnen opzeggen. Wat zullen die boekjes vaak zijn voorgelezen! Niet in de laatste plaats omdat mijn moeder ze ook heel leuk vond.

Kun je Piggelmee ook poëzie noemen? Niet echt. Het is meer een verhaal op rijm. Mijn vader las dit voor. Herhaalde malen. Ook dit prachtige verhaal-met-een-moraal zit nog in mijn hoofd. Ik lees het nu aan mijn kleindochter voor en ze vindt het heerlijk. Ze “snapt de grap”, zoals ze zelf zegt.

Toen Annie M.G. Schmidt in mijn leven kwam, kon ik zelf lezen. De Lapjeskat, De Veertien Uilen, deze boekjes kreeg ik voor mijn verjaardag cadeau. Ik las en herlas al die vrolijke versjes. Wat er hier met taal werd gedaan had ik niet heel bewust door, maar de aantrekkingskracht was groot. Mijn moeder stimuleerde mij om gedichten uit het hoofd te leren en zo kwam het dat ik op een feestavond van de kerk, met de bibbers in mijn lijf en met een witgestippelde rode jurk aan, Rineke Tineke Peuleschil voordroeg.
Dat was leuk en het ging goed. Tijd voor wat serieuzer werk, vond mijn moeder kennelijk. Ze las herhaaldelijk voor uit een mooi verzorgd bundeltje van Willem de Mérode en geleidelijk aan bleef het gedicht Vitellus, De Wafelverkoper hangen. Het begint zo vrolijk en eindigt zo triest. Wat ik niet begreep, legde ze geduldig uit.

Het eind van de vertrouwde lagereschooltijd naderde. Iedere zesdeklasser mocht voor de afscheidsavond iets voorbereiden. Ik stortte me op Het Schrijverke, van Guido Gezelle. Ook weer op aanraden en zacht aandringen van mijn moeder. Makkelijk was het niet, maar het lukte met haar hulp en zonder haperen wist ik het zo mooi mogelijk te declameren.

Op de middelbare school, de HBS, kwam vanaf de vierde klas ook buitenlandse poëzie in beeld. Het bundeltje Goldene Worte Deutscher Dichter staat nog steeds in de boekenkast.

Echt leuk werd het toen we op de kweekschool te maken kregen met de poëzie van de vijftigers. Experimenteel. En je kon er goed over nadenken en vooral stevig over discussiëren. Iedereen moest voor de klas een gedicht voorlezen. En dan werd het helemaal uitgeplozen. Hilarisch was de keer dat een klasgenoot de inhoudsopgave voorlas van een dichtbundel, op de manier alsof het om een echt, vrij ingewikkeld gedicht ging, met een duistere bedoeling. Ons had hij op de hoogte gesteld, maar de leraar uiteraard niet, en deze ging er zeer serieus op in. Toen hem later werd verteld dat het als grap was bedoeld, kon hij dat niet echt waarderen; poëzie was tenslotte een ernstige zaak.

De leraar drama op dezelfde school studeerde met ons een gedicht in van Martinus Nijhoff: Het Uur U. We voerden het op als een soort van minimalistisch bewegingstheater. Iedereen in het “jaren-zestig-zwart” gekleed, simpel in col(!)trui en lange broek. Pasjes, loopjes, plotseling omdraaien, stilstaan, vooruit, achteruit, opzij, één richting uitkijken, wijzen… Het was bijzonder, uitdagend en leerzaam. En onvergetelijk.

Over vergeten gesproken. Bij het opruimen van de boekenkast, enige tijd geleden, stuitte ik op een in linnen gebonden bundeltje. Een boekje uit de schoolbibliotheek. Een beetje vergeten in te leveren… En, zo zijn we weer terug bij waar het blog mee begon, met een illustratie van Rie Cramer.

Poëzie. Mijn leven binnen gekomen en nooit meer weggegaan. Ik denk met een warm en dankbaar gevoel aan mijn moeder, die mij op dit spoor zette. Een mooiere erfenis kun je je niet wensen.

Gespiegeld

DSC02442

In deze oude spiegel oefende zij haar glimlach
Tot hij gebeiteld zat en weer was op te roepen
Zodat zij al de jaren die nog zouden komen
Vol vertrouwen tegemoet kon zien

Er waren toen nog geen tv-programma’s
Maar ze was wel het mooiste meisje van de klas
Zoveel mannen had ze kunnen krijgen
Zij koos gelukkig hem, die kort daarna mijn vader werd

Toen ik nog jong was heb ik haar gekend als op de foto
Dit beeld vervloog, ik zag haar ouder worden
Mijn vader wist het nog, hij borg haar in het klein
Tussen zijn munten en zijn bankbiljetten

Van elke boodschap die hij deed, was zij getuige
Ze zag de guldens wijken voor de euro
Toen hij te oud werd om haar met zich mee te dragen
Mocht zij zijn dagen slijten in het hoekje van de spiegel

Zo gaat het immers: groeien, bloeien en versterven
De cirkel rond, het leven was hen goedgezind
Talrijke zaden zijn gevormd en uitgestrooid
Wonderschone bloesem is er uit hen voortgekomen

Levensles

img168

De essentie is altijd gebleven
Van goede wil, afstandelijk en
Zoals ze hier zit op deze vreemde stoel
Verbloemde onzekerheid
Ongemakkelijk in wit

Dit meisje dat nog lang niet wist
Waar het leven toe zou leiden
Genoot alleen nog maar van spel
Zwaaien aan de ringen, hoger
Dan haar zusters
Buitelen aan de rekstok, beter
Dan haar broers
Touwtje springen, sneller
Dan iedereen

Toen ik haar leerde kennen
Was zij mijn moeder, liever
Dan alle andere

Het leven zelf had haar geleid
Spel doen vergaan tot ernst

Maar
Op foto’s wist zij nu te lachen

Verbroken betovering

001

Elke kerst komen ze weer even boven
De beelden van vroeger

De tafel versierd met takjes en rood lint
Krentenbrood met roomboter bij het ontbijt
Een sneeuwmankaars op een schoteltje
Naast ons kinderbord

Een bijzondere kerstdienst
Het kindje Jezus was geboren
Je geloofde het niet – je wist het zeker
Je hoorde zelfs de engelen zingen
En zag de herders aanbidden in de stal

’s Middags de kerstboomkaarsjes aan
Een emmer water in de buurt
Genoeg geoefend om de kerstliedjes
Op de blokfluit te kunnen spelen
Iedereen zong
Moeder las het kerstverhaal

Thee en een chocoladekransje met musket
Wat mijn broer aan wapens deed denken
Maar bij ons heerste vrede
We keken naar de kaarsjes
Die mochten opbranden tot het metalen knijpertje
Spannend als een takje knetterend schroeide
Dat is hars, zeiden wij en voelden ons kenners

Tijd voor het kerstdiner
Soep, een hoofdgerecht en ook nog een toetje
Mijn vader knipte de touwtjes door
En sneed de rollade
Nadat hij het grote mes had aangezet

Opblijven, een spelletje pim-pam-pet
En weten dat het de volgende dag
Nog steeds niet helemaal
Voorbij zou zijn

Wel anders
De betovering verbroken
Het uitgeholde restje sneeuwman
Als bewijs van de vergankelijkheid

Maar daarvan was je je nog niet bewust
Ook niet van het feit
Dat de herinnering voor altijd was geplant

En zij weende

img125

In de logeerkamer staat al een paar jaar een doos foto’s van mijn ouders. Die moeten eindelijk eens worden uitgezocht, vind ik. Het is er echt zo’n dag voor. Een grijze dag.
Van alles gaat er door mijn handen: vakantiekiekjes, foto’s van de afscheidsreceptie van het werk, de moestuin, familiebijeenkomsten, feestjes met vrienden. Foto’s van vage kennissen, althans voor mij, kunnen wel weg. Van de vakantiefoto’s houd ik een enkele over. Familiefoto’s zijn leuk, die bewaar ik. Uiteindelijk moet het een handzaam stapeltje worden, wat klein- en achterkleinkinderen een leuk, representatief beeld geeft van een stel bijzondere mensen: hun opa en oma, i.c. overgrootouders.

Onder in de doos ligt een foto die ik maar al te goed herken. Oud en verfomfaaid. Het is een klassenfoto uit, naar ik schat, 1957. De vierde klas. Drieënveertig kinderen, tweeënveertig en een half, eigenlijk. Zo nauw keek de fotograaf kennelijk niet. Een stampvolle klas. Maar te hanteren. Armen over elkaar en luisteren. De fotograaf lijkt midden onder het werk te zijn binnengekomen. Drie meisjes gaan daar plichtsgetrouw gewoon mee door, vier kinderen hebben de armen maar over elkaar gedaan. De grapjas vooraan heeft één hand onder zijn pullover.

Het is niet goed uit de foto op te maken in welk jaargetijde hij is gemaakt. Zomerjurken, wintertruien, korte en lange broeken. Misschien najaar, afgaand op de kleding van de juf. Vrolijke kinderen; waarschijnlijk lachend om de grap van de fotograaf. Aardige kinderen ook? De meeste wel, maar toch weet ik ook dat er werd gepest. Het donkere meisje, dat met kop en schouders boven iedereen uitsteekt, moest het vaak bezuren. Ze kwam bij ons in de vierde klas (van de Dr. Albert Schweitzerschool in Den Haag) toen het schooljaar al een tijdje bezig was.

Dr Albert Schweitzerschool

Er werd wat geschoven met kinderen en ze werd naast mij geplaatst. Uit Indonesië kwam ze. Ik weet nog hoe bijzonder ik dat vond, zo ver! (We waren natuurlijk ook niets gewend, toen…) Ze was heel aardig en vrolijk. Ze kon prachtig tekenen. En ik herinner me ook de mooie sinterklaassurprise, die ze maakte. We raakten al snel bevriend. De naam Tielman werd door sommige jongetjes nogal eens pesterig verbasterd tot ‘pielman’, wat me erg boos maakte, maar waar ik niets van durfde te zeggen. Ik moest er tegen de anderen ook niet over beginnen dat ik met haar wel eens bij haar Indische oma kwam. Volgens sommige meisjes was dat een heks, die je wilde vergiftigen. Niemand was nog gewend aan de kleuren en geuren van het typisch Indische interieur en het vreemde eten. Maar oma was een lief, klein vrouwtje; ze had het allerbeste met ons voor. Spekkoek; ik kende het niet, maar het was heerlijk. Het was er warm en gezellig, ook al was het soms moeilijk haar gebroken Nederlands te verstaan.
Achteraf denk ik dat Hedi familie was van de Tielman Brothers, misschien wel de dochter van één van hen. Maar dat is -helaas- nooit duidelijk geworden.

De juffrouw. Zij heeft me, onbewust, geïnspireerd het onderwijs in te gaan. Ze gaf goed en leuk les. Ze had er op een natuurlijke manier de wind onder. Haar bordtekeningen waren prachtig, ze was zeer creatief. We zongen veel. En wat was ze lief. Ik geloof zelfs, dat er jongetjes verliefd op haar waren.
Nu zie ik dat ze nog heel jong was. Toch was zij in onze ogen een vrouw van de wereld. Een vrouw met geheimen. Op een of andere manier straalde ze dat uit. En op een middag wisten we het zeker. We stonden om half twee gewoontegetrouw in de rij buiten op het plein te wachten tot ze ons kwam halen. Tot onze verbazing werden we niet door haar, maar door “het hoofd der school” naar binnen geloodst. We hingen onze jassen op en gingen wat onzeker het lokaal in: wat zou er zijn? Was ze ziek?

Ze stond stil bij het raam en staarde naar buiten. In haar hand een verfrommelde zakdoek. En zij weende.
En wij, wij wisten allemaal honderd procent zeker dat er liefde in het spel was.

Phia

Ik ruk me los. De foto’s van mijn ouders doe ik in een kleinere doos. De schoolfoto neem ik mee naar beneden. De trip down memory-lane mag nog even duren. Ik zoek in mijn poesiealbum (letterlijk uitspreken, a.u.b.!) naar haar bijdrage. Ik heb het gedicht, dat ze vermoedelijk zelf schreef, altijd heel bijzonder gevonden. Natúúrlijk schreef ze poëzie. En ze plakte geen poesieplaatjes in, maar maakte zelf een tekening. Met ballpoint, wat we ook bijzonder vonden. Een roos met doorns. Symbolisch bedoeld? En dat krasje, rechtsonder naast de steel, is dat een vraagteken? Vanaf het moment dat ik het onder ogen kreeg heb ik me dat afgevraagd. Nooit zal ik het weten. Juffrouw Phia van Kuilenburg zal voor eeuwig een raadsel blijven.

——————————————————————————————————————

Klik op deze link voor meer foto’s met een verhaal

De foto van de Dr. Albert Schweitzerschool komt van het internet.

Een pond veren…

DSC09131

In zoveel gedaantes
Toont hij zich, de reiger
In het voorjaar
Met hongerige moed
Stoer stappend langs
De rijkgevulde slootjes
In de polder
Geduld, geduld
En dan snel en slikken
Een vis als adamsappel

Op zomerdagen
De vleugels uitgespreid
Een briesje onder de oksels
Soezend in zonnige weilanden
Maar altijd de blik op scherp
De krachtige snavel gereed

De herfst boetseert hem
Tot een gebogen oud mannetje
Geleund tegen de wind
Opgetrokken schouders
Slordige fladderveren op de borst
Het kuifje verwaaid

Een schreeuw
En dat is echt klapwieken
Wat zijn sterke vleugels doen
Pijlsnel en hoog
De ranke poten gestrekt
Voorzichtig neerstrijkend weer
Of hij op eieren landt

En nu dan winter
Een grijze dag
Langs het grijze asfalt
Een hoopje grijze veren
Een pond misschien
Maar vliegen is er niet meer bij

De vogel is gevlogen

——————————————————————————————————————–

Bert Schierbeek schreef ooit het gedicht:
een pond veren
vliegt niet als
er geen vogel in zit

Hoe waar dat is, heb ik vanmiddag ervaren toen ik de reiger vond. Hij zag er weerloos uit; de snavel verborgen. Geknakt en gebroken (in tegenstelling tot de kaardenbol….)
Ik houd van reigers. Hij rust nu onder een stenen vis in mijn tuin.

DSC09135

Kaardenbol

DSC05746

Statig en stijf rechtop
De stekelige stengel langgerekt
Verheven boven het kleine grut
In de zomerse tuin
Vangt zij de stralen van zon en regen
De zachtlila bloempjes in kransen

Vanuit het midden
Bloeit zij in fasen
Niet te veel ineens
Beheerst, bedachtzaam bijna

Gezweef en gezoem rondom
Ze weten haar te vinden
Vlinders, hommels, bijen
Terwijl deze zich wijden
Aan de magie van het leven
Bestuiven, bevruchten
Begerig naar nectar
Vinden in bladerbekkens
In verzameld regenwater
Vele vliegers en kruipers
De dood

Ook zij sterft tenslotte
Barstensvol zaden
Vogelverwennerij

Door de wind geschud
Verspreidt zij haar nageslacht
Over de donkere, koude aarde
Geknakt, niet gebroken

De toekomst is dichterbij
Dan gedacht
Leven genesteld in dood

DSC09030

——————————————————————————————————————

Een jaar geleden mijn eerste blog: Sneeuw, http://wp.me/s36K0e-sneeuw

Kerstglitter

DSC08920

Kerst, wat glitter en wat groen
De warme geuren van gezelligheid
Even rusten, even niets méér doen
Dan drijven op ’t verglijden van de tijd

En waar een eind is, is een nieuw begin
De uitersten zullen elkaar steeds raken
Het leven heeft ten allen tijde zin
Je moet er iets van zien te maken

Een gezellige kersttijd en een goed 2014!

De ultieme zekerheid

DSC08944

Er zijn heel wat dingen in het leven die zo vanzelfsprekend zijn, dat je je er niets over afvraagt.

Elke ochtend wordt het weer licht. Soms wat later, soms wat vroeger, maar je kunt erop rekenen.

Als ik uit het raam kijk, dan staat daar, bij het water, een treurwilg. Soms kaal, soms in blad. Maar het is een gegeven, ik kan erop vertrouwen.

Wanneer ik de schuurdeur opendoe, zie ik mijn fiets. Die staat daar gewoon. Soms een lekke band, maar meestal kan ik er zo op wegrijden.

Als ik zes minuten loop, kom ik bij het station, waar ik de trein kan nemen. Naar Amsterdam, bijvoorbeeld. Kijk, hier begint het beeld al te wankelen. Zo vanzelfsprekend is dat niet, maar we gaan uit van de goede bedoelingen van de NS.

En als ik iets wil weten over een bepaald boek, ga ik naar de boekhandel, waar ik een buitengewoon aardige, erudiete en belezen man aantref. Zijn aanwezigheid is een gegeven. Ik weet dat hij graag helpt om het juiste boek te vinden of te bestellen. Hij kan suggesties doen. Je kunt met hem praten over bijzondere schrijvers. Schrijvers die je gelezen moet hebben. Bijzondere boeken. Poëzie. Literatuur. Hij weet wat de moeite waard is en wat je niet per se hoeft te lezen.

Jan. Ik weet dat hij zo heet. Als de andere medewerkers er niet meer uitkomen, wordt hij erbij geroepen. Het is leuk om bij hem een bestelling te doen. Alles heeft hij gelezen. Vol vuur vertelt hij over die titel, waar jij je zinnen op hebt gezet.

Tot vandaag. Van mijn goede vriendin H mag ik voor mijn verjaardag een cadeau uitkiezen. Er zijn drie mogelijkheden, waaruit een keuze gemaakt kan worden. Eén van de opties is een bepaald boek. Het staat in het schap, ik blader het door, maar laat ik eens vragen of Jan….
Ik zie hem niet in de winkel. Vrije dag misschien? Eind van de week kom ik wel terug, denk ik, terwijl ik richting uitgang loop.

Ik passeer een tafel. Op het zwarte kleed een gedicht, een kaars, een roos, een foto….. Ja, hij is het. Die grijze krullen, die lach. Maar….Het kán gewoon niet. Hij hoort daar te zijn. In levende lijve. Niet in een lijstje, met daaronder twee data. Nog jong. Té jong in elk geval. Bijna had hij de leeftijd om te gaan genieten van datgene wat hij nog niet had gelezen. Hij had nog meer van die prachtige gedichten kunnen schrijven. Hij had….

Maar nee. Terwijl ik bedenk dat de ultieme zekerheid in zijn leven is vervuld, voel ik dat er in mijn leven weer een zekerheid is weggevallen.

flits