Voor M
Terwijl ik de vers-geplukte aardbeien van hun kroontje ontdoe, denk ik na over een zojuist door een oud-leerling gemaakte opmerking. Zij reageerde op mijn foto van met een molentje gesneden snijbonen: “Rete leuk en lekker, ik heb vandaag vijgen en peren meegegeven aan iemand. Uw tuin is wel veul groter en ik durf te wedden dat daar veel meer liefde in zit, maar het blijft een wonder dat dingen zo groeien en ons voeden.”
Ik bleef hangen op het zinnetje: “Ik durf te wedden dat daar veel meer liefde in zit”. Behalve dat zij niet kan weten hoe ik tuinier, lijkt het mij onmogelijk om hoeveelheden liefde met elkaar te vergelijken. De ene liefde is de andere niet. En hoeveel is veel? Of meer? Of veel meer? Ik spoel het zoete sap van mijn handen. Schoon worden ze niet; in alle groefjes en rimpeltjes zit aarde. Daar valt niet tegenop te wassen en te schrobben, hoe goed ik ook mijn best doe. Een hele zomer lang is een nagellakje de beste remedie tegen de zichtbare rouwrandjes.

Er gaat mij iets dagen. Is dat het misschien? Geven die ‘zwarte’ handen de (mate van) liefde aan voor de tuin? In de kas hangt een rijtje tuinhandschoenen. Van net gekocht tot op de draad versleten. Die zijn handig, noodzakelijk zelfs, om te gebruiken als de grond nat is. Maar nu… Het is veel fijner om dat kleine, net de kop opstekende onkruid met de blote hand uit te trekken. Tussen duim en wijsvinger. De aarde is rul en warm. Het is als spelen. Je werkt veel preciezer en met veel meer aandacht. Want het is zonde wanneer de palmkool of de radicchio – in premature toestand – tegelijk met het kippenmuur door ongevoelige gehandschoende vingers worden verwijderd. Dan is alle moeite voor niets geweest.
Dit jaar zie ik aan hoe alles erbij staat, groen en fris en stevig, dat ik inderdaad liefde in mijn tuin stop. Maar meer liefde dan die leuke griet uit dat ‘verre’ Leeuwarden? Ik weet zeker van niet. Zij straalt sowieso altijd liefde uit. Dus uiteraard ook in dat tuintje van haar. En die liefde blijkt dubbel en dwars uit het feit dat ze van de oogst die dat postzegeltje opbrengt, ook nog eens een deel weggeeft.
“Nee dame, dat gezwets over meer of minder liefde wil juf echt nooit meer horen!“
Maar, en dat is kenmerkend voor haar, in die ene zin zitten meerdere doordenkers verborgen: “… het blijft een wonder dat dingen zo groeien en ons voeden.”

Dat ben ik zo hartgrondig met haar eens. De piepkleine zaadjes die ik in de grond heb gestopt, hebben zich in die donkere, vochtige aarde getransformeerd tot fantastische wortels. Met een grapje op de koop toe. Het is een wonder. Datgene dat wij nodig hebben om te blijven functioneren is ‘gewoon’ voorhanden.
“Ja, dame, met die laatste opmerking van jou ben ik het hartgrondig eens!“
(Een keertje brainstormen zou leuk zijn!)