Terugreis…

Goudsbloemen in het oude vaasje.
De specifieke geur kleeft aan mijn handen en voert mij terug naar de verjaardag van onze grootmoeder; warme augustusdag, het huisje bij de brug over de Rijn, de bleek, de moestuin, de goudsbloemen. Je mag ze plukken, net als de aardbeien en de kruisbessen. In de kleine keuken de geur van koffie, het bruine filterpotje, gekookte melk, een vel. Zelf gebakken stroopwafels, zelf gekookte borstplaat. Het blikje met babbelaars op de tafel. Je mag er een. De tantes, alle zeven, lachen luidkeels.

De treinreis, ongeveer een kwartier, maar voor ons kinderen eindeloos. Langs het station met de magische naam: Laan van Nieuw Oost-Indië. In gedachten naar onbekende, verre werelden. Uitstappen in mijn geboortestad. Ik voel het altijd. De bus. Dieselgeur, gespannen bij de deur. Achterin, wat de ouders ons toestaan. Beetje misselijk.

De dood komt in ons leven. Opa is aangereden na de kerkdienst. Zo jong nog, zegt iedereen. Alle volwassenen huilen. Vader ook. Beetje eng. Is dit nu Pinksteren? De mens wikt, God beschikt. Bezoekjes zijn nooit meer hetzelfde.

Oma in een ander huis. Weiland in plaats van rivier. Ze is niet meer gelukkig, je kunt het zien. Soms komt de trein langs; vinden de koeien dat erg?
Vader legt een cent op de rails. “Voel je het trillen? Pas op nu, afstand!” Dan zoeken tussen het geurende onkruid. Wie hem vindt, mag hem hebben. Zo plat als een dubbeltje, zo groot als een stuiver.

Of eerder de bus uit. De verjaardag van andere oma. We doen verstoppertje in huis, het is altijd koud in maart. Luxe koekjes bij de koffie en de limonade. Ranja. Het is vroeg donker. De klapdeur naar de vestibule zucht. De bakker bezorgt grote dozen met geurige, belegde broodjes.
De tantes lachen. Minder luidruchtig dan in het dorp verderop.

————————————————————————————————————————–

Dit is een verhaal in de categorie WE-300 (word exact 300), een schrijfuitdaging van Plato: schrijf een verhaal van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: herinneringen.

Geen (ge)zicht

Toen het huis bijna klaar was, leek het hem een goed idee om zijn vroegere collega, Teuna, uit te nodigen voor een bezichtiging. Zij was zeer geïnteresseerd in bouwkunst en zijn keuze voor deze moderne architect was min of meer gebaseerd geweest op haar enthousiasme voor hem. Eerlijk gezegd was hij er nu niet meer zo zeker van of hij daar wel goed aan had gedaan. Het ontwerp was zeer koel en zakelijk, dat zeker, maar in sommige opzichten toch ook nogal oubollig. Het verbaasde hem dat hij zich dat niet eerder had gerealiseerd. Had hij de tekeningen beter moeten bekijken? Had hij meer moeten doorvragen? Of, en dit vond hij te pijnlijk om lang over na te denken, had hij Teuna eerder in vertrouwen moeten nemen?

Nog een goede maand en dan zou hij er wonen. Hij kon zich er niet veel bij voorstellen. Zou zijn meubilair hier wel bij passen? Of zou hij alles moeten vervangen door duur design? Hij propte zijn handen diep in de zakken en staarde door het grote raam. Deze plek had hij bewust gekozen; het uitzicht over het boerenland had de doorslag gegeven. Waarom zou hij dan nu moeilijk doen? Teuna, dacht hij, zij zal me kunnen geruststellen.

Toen ze uit de auto stapten, keek hij gespannen naar haar gezicht. Het verried niets. Heel rustig nam ze alles in zich op. Hij hield het niet langer: “Wat vind…?” “Mooi strak, een beetje minimalistisch, daar houd ik van, zoals je weet. Mag ik naar binnen?” Hun voetstappen klonken luid op de plavuizen in de hal. Ze betraden de riante woonkamer. Het was er pikdonker.

“Waar is dat uitzicht? Waarom zijn die ramen geblindeerd? Zeg tegen de architect dat hij die ondingen onmiddellijk laat verwijderen. Hoe haalt die man het in zijn hoofd?! Zo oubollig!”

———————————————————————————————————

Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato: schrijf een verhaal van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: ontluiken.

In spin…..

DSC00983Het was nogal zoeken geweest, maar hier zouden ze het wel een tijdje kunnen uithouden, dachten ze. De vlucht hierheen had behoorlijk lang geduurd, maar het was het absoluut waard geweest. Dit was een prachtige plek, deze oude, rustige woonwijk. Het mooi aangelegde parkje met de waterpartij en de grote bomen was precies wat ze zochten. Een zonnig grasveld met een bankje. Zo af en toe werd er een hond uitgelaten, maar de troep werd meestal in een plastic zakje meegenomen. Kortom, lang hoefden ze niet na te denken. Het besluit werd genomen en al snel waren ze gesetteld.

Na korte tijd bleek dat deze oase een enorme aantrekkingskracht had. Veel gelijkgestemden kwamen een kijkje nemen, in de hoop zich hier ook te kunnen vestigen. Gelukkig vond niemand het erg om dicht op elkaar te wonen, dus het werd al snel een drukke, gezellige boel. Men liep bij elkaar in en uit en nam het niet zo nauw met het mijn en dijn. Een soort commune werd er gevormd; heel gunstig ook voor als er straks kinderen zouden komen. Want dat hoopten ze allemaal, natuurlijk. Nageslacht, daar was het de meesten toch wel om begonnen.

DSC09466Het nageslacht kwam. Het groeide voorspoedig. De boom in het park, waarin zich de duizenden spinselmotten hadden gevestigd, werd volkomen kaal gevreten. Er was geen blaadje meer te bekennen. De kleintjes groeiden als kool. Eenmaal volgevreten werd het tijd om zich te verpoppen. Kilometers en kilometers zijde werd er gesponnen; zij vierden hun puberteit.
De hele boom werd feestelijk ingepakt van top tot wortel. In dikke klonten hingen de rupsjes te draaien en te kronkelen in enorme zijden zakken.

Nu was het wachten geblazen. De ouders konden tevreden zijn; hun taak zat erop. Ze hadden het goed gedaan. Een nieuw leger spinselmotten was in aantocht.

——————————————————————————————————————
UIT SPUIT? Nee hoor. Er is geen gif aan te pas gekomen gelukkig. Nadat de nieuwe horde motten zich had verspreid, liep de boom vanzelf weer uit. Al twee jaar hoop ik dat het weer gebeurt; het gaf zo’n mooi Marten Toonderachtig effect……

——————————————————————————————————————-
Dit is een verhaal in de categorie WE-300 (voor meer verhalen klik op de link), een schrijfuitdaging van Plato: schrijf een verhaal van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: ontgroenen.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/

Plato’s Grot

grotEindelijk was het zover. Hier had ze jaren naartoe geleefd. Zorgvuldig drapeerde Jade het olijfkleurige gewaad om haar ranke lichaam. De felrode sjaal wikkelde ze drie maal om haar middel. Alles volgens de regels. De oude geschriften lieten er geen twijfel over bestaan; één verkeerde handeling en het hele ritueel was waardeloos. Dan waren al die uren van intensieve voorbereiding voor niets geweest. Nee, ze moest goed opletten wat ze deed. Het amulet, dat ze zelf had gesneden uit een hertendijbeen, hing aan een zwart lint tussen haar borsten. Vlak bij haar hart. Aan haar linkerhand glinsterde de gouden ring met smaragd. Ze schopte haar schoenen uit.

Ze ademde diep. In de donkere grot geurde het naar vochtige aarde. Ze moest er niet aan toegeven, maar het leek of een knellende band zich rond haar borstkas sloot. Ze rechtte haar rug. Ze was nu zover gekomen, ze moest zich niet van de wijs laten brengen. Over een uurtje was haar inwijding een feit. Dan zou ze haar gewaad mogen vervangen door een hagelwit exemplaar, de rode sjaal door een eigenhandig met donkerpaarse violen geborduurde ceintuur.

Ze blies de kaarsen uit. Nu kwam het op haar intuïtie aan. Ze drukte de amulet tegen haar borst. Haar rechterhand reikte naar de wand. Ze kende de hermetische tekst uit haar hoofd en reciteerde de oude woorden terwijl ze voetje voor voetje door de donkere gangen schuifelde. Druppels vielen op haar donkere haar. Als een doop. Ze waadde tot haar knieën door ijskoud water. Ze gaf niet op. Haar stem klonk hol en weerkaatste in de ruimte.

Plotseling was het er, een vuurtje, in de verte. Knipperend tegen het licht herhaalde zij fluisterend de laatste bezwerende woorden.
Toen zag ze hem. De man die deze idiote uitdaging had bedacht:

“Plato! Ik heb het gered!”

——————————————————————————————————————-
Dit is een verhaal in de categorie WE-300 (voor meer verhalen klik op de link), een schrijfuitdaging van Plato: schrijf een verhaal van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: ontgroenen.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/

Gestrikt

20151230_105017Ze zette zich behoedzaam op een plaats bij het raam. Het was niet vol in de coupé. Met haar handtas op schoot zwaaide ze naar de man op het perron. Hij lachte en gebaarde dat ze even moest bellen als ze thuis was. Ze knikte. Het verwarde gevoel dat haar al de hele dag plaagde, verdween maar niet. Eigenlijk werd het steeds sterker. Het fluitje klonk, de trein zette zich in beweging. Ze zwaaide nog een keer. Voor het laatst? Ze wist het niet. Ze moest eens geducht bij zichzelf te rade gaan hoe ze dit aan zou pakken.

Goed, hij was weduwnaar en haar man was al jaren geleden gestorven. Wat dat betreft was er geen vuiltje aan de lucht. Maar toch. Ze had zich neergelegd bij een leven alleen. Ze zuchtte diep en maakte haar handtasje open. In het zijvakje, achter de rits, vond ze het glanzendwitte doosje. Ze haalde het eruit en deed het voorzichtig een beetje open. Daar lag het. Een kleine gouden broche. Een strikje. Het glansde in het late zonlicht. “Ik heb lang getwijfeld”, had hij gezegd, “maar ik wil je dit graag geven. Je weet toch……”

Ze staarde naar buiten. Kwam het door de laagstaande zon dat haar ogen traanden? “Vervoersbewijzen, alstublieft!” Ze overhandigde het kaartje. De conducteur keek haar vriendelijk aan. “Toch geen problemen, dame?” Ze glimlachte. Schudde haar hoofd.

Terwijl ze de weilanden langs zag flitsen probeerde ze de rondbuitelende gedachten onder controle te krijgen. Ze waren oude vrienden en kenden elkaar zo goed. Hij was charmant, aardig, vitaal. En zij, op een pijntje hier en daar na mocht zij er ook nog zijn. Stiekem had ze ook weleens gedacht…..

Over twee dagen was het nieuwjaar. Een verrassend jaar, besloot ze, terwijl ze het gouden strikje op haar mantel speldde.

——————————————————————————————————————-

Dit is een verhaal in de categorie WE-300(voor meer verhalen klik op de link), een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: gezondheid.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/

Als ik het over mocht doen….

DSC01607“Als ik het over mocht doen….” “Wat dan?”, vroeg ze gespannen, “wat zou je dan doen?” Hij staarde dwars door haar heen naar buiten. Het regende al de hele ochtend. Ze hadden alles gedaan wat ze elke zaterdag deden. Uitslapen, ontbijten, de krant lezen, koffie drinken. Die sleur…. Hij zuchtte. “Ach, niks. Overdoen is geen optie, toch?” Hij deed zijn best om neutraal te klinken en probeerde zelfs een glimlachje te forceren. Aan haar ogen zag hij dat het geen effect had. Hij had het zich niet moeten laten ontglippen. Hij zat al in een lastig parket; waarom moest hij het zichzelf nu nog moeilijker maken.

Hij haalde diep adem. “Als ik het over zou doen, dit kloteleven, dan zou ik nooit in dit gat gaan wonen. Sterker nog, ik zou een camper kopen en de wereld rondtrekken. Mijn kostje bij elkaar scharrelen met een baantje hier en daar. Ongebonden. Vrij…. “ Ze keek hem aan. Tranen stonden in haar ogen, maar ze verbeet ze. Huilen hielp niet. Ze was hem kwijt, zoveel was wel duidelijk. Hadden ze nu maar kinderen gehad. Ze legde haar handen op haar buik. Nooit zou ze weten hoe het voelde wanneer… Een onderzoek had hij niet nodig gevonden, bang als hij was dat het aan hem zou liggen. Nu was het te laat.

“Elsie is zwanger.” Hij zei het onbewogen, maar zij hoorde meer dan alleen die koude woorden. Elsie, haar beste vriendin, werd moeder. “Wie is de vader?”, wilde ze vragen, maar ze wist het antwoord al.

Ze vond zichzelf terug op een parkeerplaats in de Ardennen.
Toen alles nog mooi en goed was kwamen ze hier jaarlijks. Ze wist het kapelletje blindelings te vinden.

“Maria”, fluisterde ze. Woord voor woord, letter voor letter spreidde ze haar intense verdriet voor deze troostvolle moeder uit.

——————————————————————————————————————-
Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: spellen.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/

De verloren zoon

winnetouAlles ziet er nog steeds hetzelfde uit, constateerde hij. Het verbaasde hem dat hij daar niet verbaasd over was. Hij liet zijn blik ronddwalen door het vertrek. Het behang, de vloerbedekking, de meubels; het leek hem alsof hij hier gisteren nog geweest was. In werkelijkheid was het een halve eeuw geleden. Vijftig lange jaren, waarin hij alles en iedereen de rug had toegekeerd. Er was veel gebeurd in die periode, maar hij had er geen deel aan gehad. Hij had er geen deel aan willen nemen. En nu was hij terug. Hij had het ook niet kunnen doen, maar na de oproep van de notaris in de krant was hij in de auto gestapt en naar zijn geboorteplaats gereden. Met gemengde gevoelens, weliswaar.

Hij liep de trap op. Dezelfde rode loper. De zevende tree kraakte nog steeds. De derde spijl van het traphekje zat nog steeds los. Handen en voeten hebben een geheugen, bedacht hij, terwijl zijn hand het bekende flauwe bochtje volgde van de leuning. Wonderlijk.

Een sleutel in het slot. Na vijftig jaar zou hij oog in oog staan met zijn zuster. Erg toeschietelijk zou ze niet zijn, vermoedde hij. Bij de verzorging van de hulpbehoevende ouders had hij het schandalig laten afweten.

Verwachtingsvol betrad hij zijn oude kamertje. Hij trok de verschoten gordijnen open. Het ouderwetse behang vertederde hem. De kastdeur piepte vertrouwd. Een doos met speelgoed, zijn microscoop, wat oude boeken. Hij registreerde voetstappen op de trap, terwijl hij een stukgelezen boek van Winnetou in zijn hand nam. Hoe oud zou hij geweest zijn toen hij dit las? Tien? Een roze briefje viel op de grond: ‘Robbert, ik hou van juo, Lia’, las hij toen hij het opraapte. Tranen om een verloren jeugd.

De kamerdeur werd opengegooid. Woordeloos sloeg zijn zuster haar armen liefdevol om hem heen.

——————————————————————————————————————-

Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: spellen.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/

Het plaatje komt van internet.

Het pakje

pandoraZe schudde haar donkere lokken en draaide rond en rond voor de spiegel. Een wellustige glimlach plooide zich rond haar volle lippen. Haar soepele kleed volgde de verleidelijke rondingen van haar welgevormde lichaam. Ze voelde zich goed en sterk. Ze bezat alles wat ze nodig had voor een fantastisch leven. Ze hoefde hier toch hopelijk niet te blijven, op die saaie berg? Bij die ouwe god met zijn plannetjes? “De mensheid straffen”, had ze hem horen mompelen. Er was met vuur gespeeld. Het vuur der goden. En hij zou het de mensen na aan de schenen leggen.

Ze hoorde haar naam noemen en draaide zich loom in de richting van het geluid. Daar kwam hij aan. Tot haar grote verrassing droeg hij iets in zijn handen. Een doos met een mooie strik erom. O, ze was gek op cadeautjes. Dat wist hij wel. Hij had haar tenslotte zelf gecreëerd.

Wat een deceptie toen ze hoorde dat dit mooie cadeau niet mocht worden uitgepakt, laat staan geopend. Ze griste het uit zijn handen en keek hem kwaad aan. “Als het zo moet, blijf ik hier geen dag langer”, beet ze hem toe. “Hoe toevallig”, sprak hij. “Ik ben in een vrijgevige bui, Pandora. Ik doe jou cadeau aan een goede vriend van mij, Epimetheus.”

Cadeau! Ze stampvoette van woede. “Eén ding nog”, sprak de oude Zeus, “wat die man met jou doet, moet hij zelf weten. Als jij je pakje maar dicht laat!”

Later die middag stonden twee mensen gebogen over een half geopende doos. Zij had het lint om haar middel gebonden. De meest verschrikkelijke rampen, ziekten en ellende vlogen door de kier naar buiten. Er stond de mensheid heel wat narigheid te wachten.

Snel drukte de man de doos weer dicht. De hoop was nog niet vervlogen.

——————————————————————————————————————-
Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin het sleutelwoord niet mag worden genoemd. Deze keer was het verboden woord: nadenken.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/

Het plaatje komt van het internet

Gezegend ben je…..

img056Veel lieten ze zich niet aan elkaar gelegen liggen. Ja, ze hadden jaren geleden wel eens een soepje gedeeld. Met zijn stomme kop had hij toen een belofte gedaan die natuurlijk niets waard was. Het kón gewoonweg niet. Nooit had hij er meer aan gedacht. Tot nu.
Broers. Voor wat het waard was. In één gezin geboren, op dezelfde dag. Verschillend als water en vuur. Hij, de oudste, leefde voor de vuist weg. Zijn broer gespitst en gespannen. Jaloers. Op het absurde af. En vroom. Kon dat samengaan?

Daar liep hij. Terug van de jacht. Die god van zijn vader was hem gunstig gezind geweest. Op zijn rug droeg hij een hert. Als hij straks thuiskwam zou hij het braden. Precies zoals zijn vader het graag had. Ze zouden samen eten, en dan… Ach, vader Isaäk. Wat wist hij van de strijd die zijn zoons onuitgesproken uitvochten? Oud was hij. En blind, in alle opzichten. Niets had hij in de gaten. Voelde dat hij spoedig zou sterven en wilde zijn oudste zoon zijn zegen geven.

Hij vond het allemaal best. Zolang het maar geen verplichtingen inhield. Zolang hij zich maar niet met die god hoefde bezig te houden.
Hij verdween in zijn tent en toog aan het werk. Schikte het gebraden vlees met geurige kruiden op een schaal. Tijd om te verkleden had hij niet. Hij was al laat.
“Vader, hier ben ik. Ik heb heerlijk vlees en goede wijn. We eten samen. En zegen mij dan.”

Nooit had hij kunnen denken dat hij door zoiets onbenulligs van zijn stuk zou raken. Wat zijn woorden tenslotte? Woede en verdriet streden om voorrang. Hij wilde zich wreken op de man die hij weg zag vluchten.

Maar terwijl hij met omfloerste blik in de verte staarde, wist hij dat hij dat niet zou doen.

——————————————————————————————————————-

Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin je het sleutelwoord niet mag noemen. Deze keer was het verboden woord: handelen.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/

Wijsheid door moederliefde

img029Ze werd met een schok wakker. Er was iets. Ze keek naast zich. Daar lag haar prachtige jongetje. Heel stil. Te stil. Te bleek. Ze hield haar vinger onder het neusje. Niets. Geen zuchtje. Ze aaide het over de wangen. Koud. In het zachte schijnsel van het olielampje zag ze zijn bleke gezichtje. De paniek sloeg toe. Haar kind! Haar trots! Levenloos lag hij in haar armen.

Grote schaduwen bewogen op de muur toen ze voorzichtig overeind kwam. Haar kamergenote was vast in slaap. Het kindje naast haar onder de deken.

Zachtjes sloop ze naar haar toe. Het kind in haar armen woog zwaar. Ze legde het snel neer en nam het warme, blozende, ademende kind op. Haar bed was nog warm toen ze zich samen met het kind te ruste legde. Haar hart bonkte. Was het verkeerd wat ze deed? Natuurlijk was het verkeerd. Het hoefde niet uit te komen; niemand had iets gemerkt. En bovendien: ze zou zo ontzettend goed voor dit kind zorgen.

Voor de tweede keer die nacht kreeg een moeder de schrik van haar leven. Doodse stilte. Een intense kou. Geen beweging. Maar, was dit stille, tere, bleke wezentje haar zoon?

De man op de troon bad om wijsheid. Had hij ooit eerder over dood en leven moeten beslissen? Van wie was het levende kind? Hij verhief zijn stem. “Dus jullie beweren beide dat het dode kind de ander toebehoort? Breng mij een zwaard!”, echode het door de zaal.
Hij keek naar het door beide vrouwen begeerde kind. “Ieder de helft”, beval hij. “O”, riep de moeder, “geef het haar dan maar. Laat dit kind niet ook nog sterven!” De koning wist genoeg. Tranen drupten op het gezichtje toen de vrouw haar kind teder in de armen sloot.

Zo werd Salomo’s wijsheid hem door ware moederliefde geopenbaard.

——————————————————————————————————————-
Dit is een verhaal in de categorie WE-300, een schrijfuitdaging van Plato. De bedoeling is dat je een verhaal schrijft van 300 woorden, waarin je het woord waar het om gaat niet mag noemen. Deze keer was het verboden woord: verdelen.
Meer lezen of zelf meedoen? Ga naar https://platoonline.wordpress.com/