Spaans bloed?

Jan en Beatrix 1860

En zo zaten we op een zonnige zondag weer met ons vijven aan tafel. De regelmaat waarmee wij nichtjes onze bijeenkomsten organiseren staat garant voor gecontinueerde en zeer geanimeerde gesprekken over verleden en toekomst.
Ons persoonlijke verleden is interessant, omdat we daarvan niet alles met en van elkaar hebben meegemaakt. Doordat we dit (bij stukjes en beetjes) delen, leren we elkaar steeds beter kennen en begrijpen. Het is veilig genoeg om naast een lach, ook tranen te laten zien.

Maar wat ons een aantal jaren geleden samenbracht is het gezamenlijk verleden. En ook al heeft ieder dit vanuit haar eigen gezichtspunt ervaren en op eigen wijze ingevuld, verwerkt en opgeslagen, we kunnen er in vreugde op terugkijken. Ons collectieve geheugen is gebaseerd op de familiebezoekjes, verjaardagen en logeerpartijen. We kennen allemaal het Zuid-Hollandse boerenland, de weiden en de slootjes. We zijn de kinderen van het Rijngebied. Het bindende element is voor ons allen ‘de brug van opa’.
Onze eigenschappen en hebbelijkheden worden steevast gekoppeld aan die van onze gezamenlijke familie. “Dat is echt een ‘van O’-eigenschap!”, roepen we. En we lachen net zo hard als onze tantes ooit deden.

O, wat kijken we weer uit naar de reünie. Hoe ouder we zelf worden hoe leuker we het vinden om deze te organiseren en de familie weer even compleet te hebben. Voor zover dit nog kan natuurlijk, want er beginnen onder de neven en nichten ook gaten te vallen. De oudste neef en zijn vrouw zijn kortgeleden tachtig geworden. En onze enige tante vierde aan het begin van het jaar haar vierentachtigste verjaardag. De jaren gaan tellen. Een reden te meer om weer eens bij elkaar te komen op vertrouwde grond. Het groene hart, waar ooit de harten van opa en oma klopten met meer dan genoeg warmte en genegenheid om kinderen, aanhang en aanwas met liefde te omringen. Onze achternaam had niet beter gekozen kunnen zijn.

Bij nicht A, waar we aan de gulgedekte tafel zijn aangeschoven, staat een foto op de kast van een familietafereeltje, waarop opa en oma als jonge mensen, in de bloei van hun leven, in een zonnige tuin. Opa zoals wij hem kenden: streng, maar rechtvaardig. Ernstig voor de foto. En oma met een zweem van een glimlach. Jong nog, maar toch al zoals wij haar altijd zagen. Donker. En dan, plotseling, worden we ons daarvan bewust en roept een van ons: “Hoe kan het toch dat oma zo’n zuidelijk type is? Ze lijkt zo Spaans!” We zien het allemaal. Kijk haar zitten, kaarsrechtop met pikzwart haar, donkere ogen, zware wenkbrauwen. Ze zou, in die lange bloemetjesjurk, kunnen opspringen en de flamenco dansen. Waar komt dat toch vandaan? Die trekken hebben zich her en der verspreid in onze familie, dat is duidelijk te zien. En hoe zit het met het temperament?
Het roept vragen op. Wie heeft er een scheve schaats gereden? Nergens in de stamboom is zoiets te vinden, uiteraard. Daarin lezen we ook alleen maar oerdegelijke Hollandse namen. Het is niet ondenkbaar dat de tachtigjarige oorlog er debet aan is. Maar dit te achterhalen is onmogelijk.

Het woord is gevallen. De stamboom. Over een aantal van onze voorvaderen staan er bijzondere en interessante gegevens in vermeld, waar wij tijdens de komende reünie eens op een ludieke wijze aandacht aan zullen besteden. En we gaan hem ook bijwerken, besluiten we; na de laatste aanpassing van tien jaar geleden is er veel veranderd.

En zo gebeurt het dat ‘Het Blauwe Boek’ ter tafel verschijnt. We komen weer terecht bij de allereerst bekende van onze familie: de ‘couckebacker’ van bakkerij: De drie Duyfjens in Delft. Aan het eind van de zestiende eeuw. Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog.

Dus oma, wie weet…….

——————————————————————————————————————-

Op de foto niet de ‘Spaanse’ oma, maar de ouders van opa.

Een foto met een verhaal (4)

img061

Toen mijn broer G en schoonzusje M vorige week op bezoek waren, maakten wij een rondje over de Zaanse Schans. Het was zo’n schoongewaaide dag. De lucht was prachtig, het land wijds. De molens draaiden er lustig op los. Het grijze water van de Zaan spiegelde de rijke Zaanse huizen aan de overkant. De wind was koud. Handen in de zak, kraag omhoog.

De deur van het allereerste winkeltje van Albert Heijn staat wagenwijd open. Hoe vaak je daar ook binnen bent geweest, het spreekt nog steeds tot de verbeelding. De geur van specerijen voert mij terug tot de tijd dat ik bij de grootouders van moeders kant het huis binnen stapte, waar dezelfde kruidige geur hing. En het kost maar weinig moeite ons voor te stellen dat mensen nog stroop kochten in een kan. Suiker in een bruine papieren zak. Dat gort, boekweit, peulvruchten uit een bak werden geschept en afgewogen. Net als de koffiebonen, die je thuis met de hand maalde in de koffiemolen. De nachtlichtjes staan op de toonbank, naast de weegschaal met de gewichten.
Honderd jaar geleden ging het zo. Vanuit onze comfortabele situatie kijken we met lichte weemoed terug naar die tijd.

We vervolgen onze wandeling. M zet er stevig de pas in. De molens voorbij. Een reiger staat onverstoorbaar in het ijskoude water. Het gele riet wuift.

Weer thuis, aan de warme thee, haal ik de foto tevoorschijn, die ik van nicht A kreeg op de reünie in oktober. Het is een leuk tafereeltje: een vrouw poseert met drie jonge kinderen voor een winkeltje: Kruideniers- en Grutterswaren. Het woord Purol geeft aan dat er waarschijnlijk ook wat eenvoudige drogisterijartikelen verkocht worden. Wat had ik daar graag eens naar binnen gegluurd, net als ik vanmiddag deed bij Albert Heijn.

Maar op de foto is genoeg te zien. De jonge vrouw met het witte schort is onze oma van vaders kant, heeft nicht mij verteld. Natuurlijk wisten we wel – het staat in de stamboom vermeld – dat opa ooit een tijdje kruidenier was, maar wij kenden hem als brugwachter. En die drie kinderen als oom en tantes. Later kwamen er nog acht kinderen bij. Aan de plooitjes in de kleding te zien, is er al weer een op komst. Het grootste kind hoort niet bij de familie. Een buurmeisje misschien, of een hulpje. Het kind, bij moeder op de arm, zou later de moeder worden van nicht A.
Het zal 1915 zijn geweest; honderd jaar geleden! Toen was oma vierentwintig jaar oud.
Wij hebben haar altijd alleen maar in zwarte kleding gezien, maar de haardracht is nooit veranderd.

Naast de winkel is het piepkleine huisje. Via het klompenhok kom je binnen. Dat het erf aan het water ligt (de Rijn?) kun je zien aan de stoep, helemaal links op de foto. De emmers zijn geschrobd en staan omgekeerd te drogen. En aan de muur van het buurhuis hangt, gedeeltelijk voor het raam, het rek waarop de vloerkleden worden geklopt. De bomen zijn kaal. Ik heb het gevoel dat het voorjaar in de lucht zit.

De achterkant van deze foto zorgt voor meer verrassingen: er staan lijntjes op gedrukt; het is een ansichtkaart! Iemand heeft erop geschreven: Moeder met Rob, Jans, Ma en Ko Zonneveld. Het lijkt opa’s handschrift. In de linkerbovenhoek staat 3x. En helemaal links, tegen de rand staan de naam en het adres van de fotograaf: Eduard Sanders.

img063

Het is inmiddels avond geworden. Broer en schoonzus zijn vertrokken. De naam van de fotograaf blijft door mijn hoofd spoken. Wanneer ik die heb ingetikt op de computer ontrolt zich een heel leven. Een bijzonder leven. Een afgebroken leven.
Dit keer heeft de foto zelfs meer dan één verhaal.

——————————————————————————————————————

Een foto met een verhaal (1): http://wp.me/p36K0e-2E
Een foto met een verhaal (2): http://wp.me/p36K0e-5a
Een foto met een verhaal (3): http://wp.me/p36K0e-aq